De clusters zijn als volgt ingedeeld: Deze poster is een populaire weergave van
de teksten en illustraties uit de 'Aanvulling en wijzigingen op de rijprocedure A'.
Halve draai
Stopproef
Uitvoering: - de kandidaat plaatst de motor haaks op de (denkbeeldige) rijbaan met het voor wiel tegen de rijbaan aan. - de examinator geeft aan welke kant de kandidaat op moet; - de kandidaat mag kiezen welke voet hij aan de grond zet; - dan wegrijden in een gecontroleerde haakse bocht naar links of rechts binnen de rijbaanbreedte (drie meter); - vervolgens enkele meters rechtuit rijden.
Uitvoering: - de kandidaat komt aanrijden met een constante snelheid van 50 km/h; - het vertragen begint bij een poortje van twee pylonen; - dan het gas dichtdraaien en direct met beide remmen de remming inzetten; - gelijkmatig remmen zonder dat grote correcties in remkracht nodig zijn; - tot stilstand komen bij het tweede poortje, dat zeventien meter verder staat.
Uitvoering: - de rijbaanbreedte is zes meter; - de gehele oefening wordt uitgevoerd met trekkende motor; - de kandidaat komt rijdend aan bij de uiterste linker- of rechterzijde van de rijbaan; - de aanloop moet tenminste tien meter bedragen; - dan de halve draai op een van tevoren bepaald punt inzetten; - de halve draai in een vloeiende beweging uitvoeren; - daarbij de juiste wijze van afschuinen benutten om de bochtstraal te verkleinen.
Uitvoering: - de kandidaat rijdt recht aan op een poortje met een constante snelheid van vijftig kilometer per uur; - bij het poortje aangekomen het gas dichtdraaien, direct remmen met beide remmen en ontkoppelen; - de kandidaat komt met een forse, technisch goede remming tot stilstand; - kort voor stilstand terugschakelen naar de eerste versnelling.
Noodstop
Slalom met stops
Acht
Snelle slalom
Uitvoering: - met constante snelheid van 50 km/h in een rechte lijn aanrijden op het poortje;
Uitvoering: - recht op de middellijn van de oefening aanrijden;
Uitvoering: - aan een korte kant de oefening inrijden; - dan naar het eind doorrijden;
Uitvoering: - met een gelijkmatige snelheid van minimaal dertig kilometer per uur in een rechte
- bij het poortje gas dichtdraaien, remming inzetten en direct ontkoppelen; - het gebruik van de voorrem is essentieel.
- dan achtereenvolgens om de pylonen een slalom rijden; - dicht bij de poortjes een stop maken; - na de stops het parcours vervolgen; - na de laatste pylon terug naar de middel- lijn en in de rijrichting wegrijden.
-
lijn op de eerste pylon af rijden; - dan met bochten de slalom rijden; - na de laatste pylon rechtdoor wegrijden.
Uitwijkoefening
Langzame slalom
Uitvoering: - met een snelheid van vijftig kilometer per uur komen aanrijden op een poortje waar van de kegels één meter uit elkaar staan; - vervolgens zonder te remmen binnen vijftien meter afstand twee meter naar links uitwijken; - daarna weer terug naar de denkbeeldige eigen weghelft binnen achttien meter.
Uitvoering: - de snelheid wordt geregeld met gas, voet rem en koppeling; - de kandidaat moet in rechte lijn voor de eerste pylon beginnen (eventueel vanuit stilstand); - vervolgens rijdt de bestuurder de slalom door middel van bochten, zonder te stoppen; - na de laatste pylon rechtdoor wegrijden.
10:54
Precisiestop
15-01-2004
Wegrijden uit een parkeervak
RL01P16_17
Het examen voertuigbeheersing
Pagina 16
Stapvoets rijden
Uitvoering: - recht komen aanrijden op het poortje; - met een constante snelheid in een rechte lijn naast de examinator rijden tot kort voor het richtpunt (de kegel).
De regels De examenkandidaten moeten zeven van de twaalf bijzondere verrichtingen uitvoeren tijdens het examen voertuigbeheersing. De bijzondere verrichtingen zijn onderverdeeld in vier clusters. De kandidaat mag elke oefening één keer overdoen bij een negatief resultaat. Het resultaat van de oefening uit het eerste cluster (lopend verplaatsen en gebruik van de standaard) telt mee voor het eindresultaat. De kandidaat moet van elk van de overige drie clusters er in ieder geval één voldoende hebben. Om te slagen moet de kandidaat in totaal vijf verschillende bijzondere verrichtingen succesvol afronden.
begin met een bocht naar links; daarna de acht completeren; houd een gelijkmatige snelheid aan; de motor moet afgeschuind worden.
De clusters zijn als volgt ingedeeld: 1) Lopen met de motor en gebruik van de standaard (verplicht). 2) a) b) c) d) e) f)
Verrichtingen bij lage snelheid: langzame slalom (verplicht); denkbeeldige acht (keuze); halve draai (keuze); stapvoets rijden (keuze); wegrijden uit parkeervak (keuze); slalom met stops (keuze).
3) Verrichtingen bij hogere snelheid: a) uitwijkoefening (verplicht); b) snelle slalom (verplicht). 4) a) b) c)
De remoefeningen: noodstop bij 50 km per uur (verplicht); precisiestop (keuze); stopproef (keuze).
Lopen met de motor en gebruik van de standaard
Uitvoering: - de motor moet zijn afgezet; - aan de linkerzijde van de motor lopen; - vooruit lopen met twee handen aan het stuur; - de voorrem bedienbaar houden en eventueel gedoseerd gebruiken; - achteruit lopen met tenminste één hand aan het stuur; - vanaf de rechterzijde van de rijbaan lopende de motor tot voorbij een (denkbeeldig) parkeervak verplaatsen; - daarna door middel van een bocht achteruit lopend de motor in het parkeervak parkeren; - dan op de standaard plaatsen en er vervolgens weer vanaf halen; - vooruit naar rechts afbuigend met de motor het parkeervak uitlopen - langs de rechterzijde van de rijbaan verder lopen.
Deze poster is een populaire weergave van de teksten en illustraties uit de ‘Aanvulling en wijzigingen op de rijprocedure A’.