door (00704683) Pelckmans Dieter. Academiejaar 2010- ... 16 augustus 2011.
Handtekening: Pelckmans Dieter .... 3. (jeugd)delinquentie en de aanpak ervan .
FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
De analyse van sociale criminaliteitspreventieve projecten ten aanzien van jongeren tot en met 18 jaar in de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen (2007 – 2010) van Kortrijk, Mechelen, Antwerpen en Gent. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (00704683) Pelckmans Dieter Academiejaar 2010-2011
Promotor : Prof. dr. Hebberecht Patrick
Commissarissen : Lic. Hellemans Annelies Lic. Van den Herrewegen Evelien
Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen
Ondergetekende, Pelckmans Dieter (00704683) geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: 16 augustus 2011
Handtekening: Pelckmans Dieter
I. Woord vooraf Deze masterproef kadert in het behalen van het diploma criminologische wetenschappen en vormt het eindpunt van vier boeiende studiejaren. Het schrijven van een masterproef is zonder twijfel het meest leerrijke maar tevens meest veeleisende onderdeel van deze studie. Zonder steun van een aantal personen was het mij nooit gelukt om deze opdracht tot een goed einde te brengen. Ten eerste wil ik mijn promotor, Prof. Patrick Hebberecht, danken. Dankzij hem ben ik in ‘de wereld van de preventie’ terechtgekomen en heb ik mijn interesse hiervoor ontdekt. Zijn advies en richtlijnen waren goud waard en onze inhoudelijke discussies gaven mij een zeer verhelderende visie op de materie. Tevens wil ik iedereen bedanken die me heeft geholpen met het verzamelen van de nodige informatie, voor de tijd die ze hiervoor hebben vrijgemaakt en voor de moeite die zij hebben gedaan om mij zo waardevol mogelijke informatie te bezorgen. Ik hoop dat ik hen met het doorsturen van deze masterproef een kleine wederdienst kan bewijzen. Misschien nog belangrijker dan de technische en materialistische ondersteuning is de morele steun die ik van velen heb gekregen. Ik heb het hier in het bijzonder over mijn huisgenoten, bij wie ik steeds kon klagen en die voor de nodige afleiding zorgden. Mijn vriendin, bij wie ik altijd als ik daar nood aan had, mijn batterijen kon opladen. Mijn ouders, die mij de mogelijkheid gaven om deze studie te voltooien en mijn broer en zus, bij wie ik dag en nacht terecht kon voor tips en raad. Tot slot wil ik mijn zus en moeder nog eens extra vermelden voor het nalezen en de hulp bij de opmaak van mijn masterproef. Veel leesplezier!
1
II. Inhoudstafel I.
Woord vooraf ........................................................................................................................ 1
II.
Inhoudstafel .......................................................................................................................... 2
III.
Lijst van gebruikte afkortingen ......................................................................................... 5
IV.
Lijst van figuren en tabellen .............................................................................................. 6
1
Inleiding................................................................................................................................. 7
2
Uitgangspunten................................................................................................................... 10
2.1
Conceptuele en theoretische uitgangspunten................................................................ 10
2.1.1
Kernbegrippen ......................................................................................................... 10
2.1.2
Criminologische relevantie ...................................................................................... 12
2.1.3
Onderzoeksvragen ................................................................................................... 14
2.1.4
Rol van de theorie ................................................................................................... 16
2.2
Methodologisch uitgangspunten .................................................................................... 16
2.2.1
Onderzoeksstrategieën ........................................................................................... 16
2.2.2
Onderzoeksmateriaal .............................................................................................. 19
3
(jeugd)delinquentie en de aanpak ervan ............................................................................ 21
3.1
Inleiding ........................................................................................................................... 21
3.2
Verklarende theorieën .................................................................................................... 21
3.3
(Jeugd)delinquentie en de aanpak ervan in België ......................................................... 22
3.3.1
Een korte schets van (jeugd)delinquentie in België ................................................ 22
3.3.2
De aanpak van (jeugd)delinquentie in Vlaanderen/België ..................................... 24
3.4
3.4.1
De evolutie van de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen ........................ 26
3.4.2
De betekenis van de plannen in het veiligheidsveld ............................................... 27
3.4.3
De structuur van het SVP......................................................................................... 28
3.5 4
De rol van de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen ........................................ 26
Conclusie ......................................................................................................................... 29 Sociale criminaliteitspreventie............................................................................................ 30 2
4.1
Inleiding ........................................................................................................................... 30
4.2
Theoretische vooronderstellingen .................................................................................. 30
4.3
Situationele en sociale preventie .................................................................................... 32
4.3.1
Situationele preventie ............................................................................................. 32
4.3.2
Sociale preventie ..................................................................................................... 33
4.4 5
Conclusie ......................................................................................................................... 35 Een vergelijking in de sociaal preventieve aanpak van de vier steden............................... 37
5.1
Inleiding ........................................................................................................................... 37
5.2
Jeugddelinquentie en de aanpak ervan in Gent ............................................................. 37
5.2.1
Kenmerken stad....................................................................................................... 37
5.2.2
Jeugddelinquentie en jongerenproblemen ............................................................. 38
5.2.3
Lokale aanpak .......................................................................................................... 39
5.2.4
Repressiebeleid ....................................................................................................... 41
5.2.5
Preventiebeleid ....................................................................................................... 41
5.2.6
Conclusie Gent......................................................................................................... 54
5.3
Jeugddelinquentie en de aanpak ervan in Antwerpen ................................................... 55
5.3.1
Kenmerken stad....................................................................................................... 55
5.3.2
Jeugddelinquentie en jongerenproblemen ............................................................. 56
5.3.3
Lokale aanpak .......................................................................................................... 57
5.3.4
Repressiebeleid ....................................................................................................... 58
5.3.5
Preventiebeleid ....................................................................................................... 58
5.3.6
Conclusie Antwerpen .............................................................................................. 66
5.4
Jeugddelinquentie en de aanpak ervan in Kortrijk ......................................................... 67
5.4.1
Kenmerken stad....................................................................................................... 67
5.4.2
Jeugddelinquentie en jongerenproblemen ............................................................. 68
5.4.3
Lokale aanpak .......................................................................................................... 69
5.4.4
Repressiebeleid ....................................................................................................... 70 3
5.4.5
Preventiebeleid ....................................................................................................... 70
5.4.6
Conclusie Kortrijk..................................................................................................... 81
5.5
Jeugddelinquentie en de aanpak ervan in Mechelen ..................................................... 82
5.5.1
Kenmerken stad....................................................................................................... 82
5.5.2
Jeugddelinquentie en jongerenproblemen ............................................................. 83
5.5.3
Lokale aanpak .......................................................................................................... 84
5.5.4
Repressiebeleid ....................................................................................................... 85
5.5.5
Preventiebeleid ....................................................................................................... 85
5.5.6
Conclusie Mechelen ................................................................................................ 98
5.6
Een vergelijking in sociaal preventieve aanpak van de vier steden ................................ 99
5.6.1
Inleiding ................................................................................................................... 99
5.6.2
Resultaten uit de interviews.................................................................................... 99
5.6.3
Resultaten uit de analyses van de projecten ........................................................ 101
5.6.4
Conclusie................................................................................................................ 107
6
Algemeen besluit .............................................................................................................. 108
7
Bibliografie ........................................................................................................................ 112
8
Bijlagen....................................................................................................................................i
4
III. Lijst van gebruikte afkortingen CAT: Centrum voor Studie, Behandeling en Preventie van Alcoholisme en andere Toxicomanieën CAW: Centrum Algemene Welzijnszorg CGG: Centrum Geestelijke Gezondheidszog BSO: Bijzonder Secundair Onderwijs DLPV: Dienst Lokale Preventie en Veiligheid DO(-scholen): Deeltijds Onderwijs FOD: Federale Overheidsdienst GAS: Gemeentelijke Administratieve Sancties KATHO: Katholieke Hogeschool LVD: Lokale Veiligheidsdiagnostiek MOF: als Misdrijf Omschreven Feit NICC: Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie POS: Problematische Opvoedingssituatie PV: Proces Verbaal ROJM: Regionaal Open Jeugdhuis Mechelen SLIV: Dienst Lokale Integrale Veiligheid SVP: Strategisch Veiligheids- en Preventieplan TSO: Technisch Secundair Onderwijs VAGGA: Vereniging Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Antwerpen VLASTROV: Vlaams Straathoekwerk Overleg VVM: Vlaamse Vervoersmaatschappij
5
IV. Lijst van figuren en tabellen Tabel 1: Overzicht opgevolgde feiten gepleegd in de Gentse scholen. ......................................... 39 Tabel 2: kwantitatieve vergelijk tussen de vier steden. ............................................................... 101 Tabel 3: Overzicht van de inhoud van de projecten. ................................................................... 103 Tabel 4: Het verband tussen de aard van het fenomeen en de vorm van preventie. ................. 106
Figuur 1: Organogram van de werking rond het SVP op federaal niveau. ..................................... 28 Figuur 2: Organogram van de werking rond het SVP in Gent. ....................................................... 38 Figuur 3: Organogram rond de werking van het SVP in Antwerpen. ............................................. 56 Figuur 4: Organogram van de werking rond het SVP in Kortrijk. .................................................. 68 Figuur 5: Organogram van de werking rond het SVP in Mechelen. ............................................... 83
6
1
Inleiding
“Beter voorkomen dan genezen” zegt het bekende spreekwoord. Dit is niet anders voor (jeugd)delinquentie. Er zijn verschillende vormen van preventie, waarvan sociale preventie er één van is. Maar wat is nu de plaats van sociale preventie in het stedelijk preventiebeleid en wie of wat bepaalt dit mee? In deze masterproef zal ik voor vier steden onderzoeken welke plaats sociale preventie inneemt binnen de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen 2007 -2010. Deze plannen zijn ondertussen tweemaal zes maanden verlengd maar ik heb getracht de meest recente wijzigingen in mijn onderzoek mee op te nemen. Tevens zal ik trachten te achterhalen of de politieke samenstelling van het lokale bestuur en de omvang en de aard van jeugdcriminaliteit invloed hebben op de rol van sociale preventie binnen de plannen. Er zijn meerdere redenen waarom ik sociaal criminaliteitspreventieve projecten rond jongeren uit het Strategisch Veiligheids- en Preventieplan als thema gekozen heb. Eén van de redenen is dat (de preventie van) jeugddelinquentie een heel actueel thema is. Het werkt motiverend als je dagelijks het onderwerp van je masterproef in de media ziet verschijnen. Het zijn ook de sociale criminaliteitspreventie projecten waar ik zelf het meest in geloof, zeker ten opzichte van jongeren. Een andere reden is dat dit thema perfect aansluit bij wat ik op mijn stage gezien en geleerd heb. Op mijn stageplaats (stad Gent, Dienst Lokale Preventie en Veiligheid) heb ik het evaluatieproces van de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen van dichtbij kunnen opvolgen. Ik ben dus al enigszins vertrouwd met de werkwijze van deze plannen (in Gent). Eveneens heb ik me tijdens mijn stageperiode vooral toegelegd op projecten van het SVP rond jongeren, al was de afbakening hier wel breder. Op mijn stage hanteerde men de leeftijdsnorm van maximum vijfentwintig jaar. In deze masterproef behandelen we echter maar projecten voor personen tot en met achttien jaar. Hopelijk kan ik met deze masterproef een bescheiden bijdrage
leveren
aan
een
Europees
onderzoek1
naar
het
gebruik
van
sociale
criminaliteitspreventieve projecten. De doelstelling van mijn onderzoek is inzicht te krijgen op de impact van politiek en de omvang en de aard van criminaliteit in een stad, op de invulling van de sociale criminaliteitspreventieve projecten van het Strategisch Veiligheids- en Preventieplan. Ik leg de focus op de projecten die gericht zijn op jongeren tot en met 18 jaar. Het onderzoek zal gebeuren aan de hand van een analyse van de sociaal preventieve projecten in de SVP’s van de 4 steden Kortrijk, Mechelen, 1
HEBBERECHT, P. en EVELYNE, B., ‘Social Crime Prevention in Late Modern Europe. A Comparitive Analysis’ Brussel, VUBPress, , 2011
7
Antwerpen en Gent. In deze masterproef zijn er twee centrale onderzoeksvragen: heeft de politieke samenstelling van het lokaal bestuur van een stad invloed op het aandeel en de aard van sociaal criminaliteitspreventieve projecten voor jongeren in het lokaal preventiebeleid van een stad? Is er een verband tussen de omvang en de aard van criminaliteit in een stad en de invulling van de sociaal criminaliteitspreventieve projecten voor jongeren door een stad? Voor het bereiken van de doelstelling en het beantwoorden van de centrale onderzoeksvragen hebben we onze masterproef opgedeeld in vier hoofdstukken. In een eerste hoofdstuk behandelen we de uitgangspunten, zowel de conceptuele en de theoretische als de methodologische. Een volgend hoofdstuk handelt over (jeugd)delinquentie en de aanpak ervan. Dit hoofdstuk bestaat uit drie delen. Eerst geven we enkele verklarende theorieën voor delinquentie. Vervolgens bespreken we de situatie en de aanpak in België en tot slot schetsen we de rol van de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen. Het volgende hoofdstuk is helemaal
gewijd
aan
het
begrip
sociale
criminaliteitspreventie.
De
theoretische
vooronderstellingen worden besproken en we gaan dieper in op het onderscheid tussen situationele en sociale preventie. In het voorlaatste hoofdstuk bespreken we stad per stad de jeugddelinquentie en de aanpak ervan. Bovendien onderzoeken we welke (f)actoren invloed hebben op de methodiekbepaling van de projecten binnen de stad. Ter afsluiting van dit hoofdstuk maken we een vergelijking tussen de sociaal preventieve aanpak van de vier steden. Het algemene besluit krijgt zijn plaats in het laatste hoofdstuk. Bij het schrijven van deze masterproef hebben we gebruik gemaakt van verschillende methodieken. Vooreerst is er de literatuurstudie, waarvan we voornamelijk in de eerste drie hoofdstukken gebruik hebben gemaakt. Voor het beantwoorden van de centrale onderzoeksvragen en de bijhorende deelvragen in het vierde hoofdstuk hebben we een documentenanalyse gedaan op de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen van de steden en hebben we per stad één of meerdere sleutelfiguren geïnterviewd. Bij het toepassen van deze methoden hebben we gebruik gemaakt van volgende bronnen: literatuur, media (hoofdzakelijk internet), documenten (o.a. SVP) en personen (sleutelfiguren). Het onderzoek in deze masterproef kende de nodige moeilijkheden en beperkingen. Zo waren niet alle stedelijke diensten even snel bereid mee te werken. Eveneens was niet elke stad even vrijgevig met informatie. Hierdoor was het niet mogelijk om de situatie van elke stad even uitgebreid en grondig te analyseren. Tevens kwamen we af en toe in contact met gevoelige informatie waarbij we een balans moesten vinden tussen het benutten van deze informatie en 8
het niet overschrijden van de discretieplicht. Tot slot was het niet altijd eenvoudig vergelijkbare informatie te vinden over jeugdcriminaliteit in de verschillende steden. Dit maakte het beantwoorden van de onderzoeksvragen er niet gemakkelijker op. Ondanks deze moeilijkheden zijn we er toch in geslaagd een waardevol geheel te maken.
9
2
Uitgangspunten
2.1 Conceptuele en theoretische uitgangspunten 2.1.1 Kernbegrippen Een essentiële stap in het onderzoeksproces is het afbakenen van kernbegrippen. Zonder die afbakening is
het onduidelijk
welke
literatuur we
moeten raadplegen of welke
onderzoekstrategieën we moeten hanteren om de juiste informatie te verzamelen. Soms volstaat het om een omschrijving van het begrip op te zoeken en over te nemen uit de literatuur.2 Vooral bij theoriegericht onderzoek is dit het geval. Bij praktijkgericht onderzoek, zoals dit onderzoek, zijn de definities uit de literatuur veel te complex of te abstract, zeker als we de haalbaarheid van de doelstelling in het achterhoofd houden. Daarom maken we gebruik van de stipulatieve definities.3 Deze definities beginnen met: ‘in dit onderzoek verstaan wij onder…’. De manier waarop de definities geformuleerd worden of de waarheid ervan doet er niet toe. Het gaat erom dat ze bruikbaar zijn in de masterproef.4 Het is mogelijk dat de begripsomschrijvingen nog wijzigen in het verloop van het onderzoek. Er kunnen zelfs nog nieuwe begrippen bijkomen.5 Voor het begrip ‘jongeren’ zijn er verschillende definities te vinden in de literatuur. Het gaat hier dan vooral om de afbakening van de leeftijd. In deze masterproef verstaan we onder het begrip ‘jongeren’ personen tot en met 18 jaar. Dit om de haalbaarheid van de doelstelling mogelijk te houden. Voor het begrip overlast passen we volgende definitie toe: ‘overlast’ gaat over daden die door personen als vervelend, gevaarlijk of storend worden ervaren, veroorzaakt door andere personen en kan zowel door rechtstreeks als onrechtstreeks contact tussen dader en slachtoffer veroorzaakt worden.6 ‘Jeugddelinquentie’ is een fenomeen waarover in de literatuur tal van definities terug te vinden zijn. Het is een subjectief begrip dat sterk afhankelijk is van evoluties in de bredere mens- en maatschappijvisies. In deze masterproef wordt het begrip ‘jeugddelinquentie’ beschouwd als een verzamelbegrip voor strafbare gedragingen die jongeren tot en met 18 jaar plegen, inclusief 2
MASO, I. en SMALING, A., ‘Kwalitatief onderzoek; praktijk en theorie’, Amsterdam, Boom, 1998, 18-19 DECORTE, T., ‘Methoden van criminologisch onderzoek: ontwerp en dataverzameling’, Gent, s.l. , 2008, 82 4 VERSCHUREN, P. en DOOREWAARD, H., ‘Het ontwerpen van een onderzoek’, Den Haag, Lemma, 2007, 95 5 MASO, I., ‘Kwalitatief onderzoek’, Amsterdam, Boom, 1987, 26 6 DE WREE, E., ‘Jongeren en openbaar vervoer’, Brussel, FOD Binnenlandse Zaken. Veiligheid en preventie, 2005, 8 3
10
statusdelinquentie. Onder ‘statusdelinquentie’ verstaan we gedrag dat op zich niet strafbaar is, maar omdat het gesteld wordt door een minderjarige, eventueel toch reden geeft tot gerechtelijke interventies. Voorbeelden hiervan zijn het nuttigen van sterke drank op café of het betreden van een discotheek. 7 In de literatuur zijn verschillende omschrijvingen van preventie te vinden. Eén van de discussiepunten dat hierbij altijd terugkomt, is hoe ruim we dit begrip interpreteren. Preventie omvat alles wat tussen het zuivere politioneel toezicht en sociale controle ligt.8 Een algemene definitie van preventie vinden we bij Goris, Burssens, Melis en Vettenburg: “Initiatieven die doelbewust en systematisch een probleem voorkomen.” (p. 13) Het gaat er om dat je bewust een activiteit onderneemt, waar op voorhand over nagedacht is, ter voorkoming van een (dreigend) probleem, door de risicofactoren te verminderen en de beschermingsfactoren te versterken.9 Een belangrijk gegeven is dat er een oorzakelijk verband moet bestaan tussen de interventie (preventie) en hetgeen voorkomen moet worden.
10
Vaak maakt men een onderverdeling in
preventie. Volgens Tonry en Farrington zijn er vier vormen van preventie: rechtshandhaving, ontwikkelingspreventie, gemeenschapsgerichte preventie en situationele preventie.11 Een andere indeling werd gemaakt door Brantingham and Faust. Zij spreken over primaire preventie, waarbij men de gelegenheid tot het plegen van criminaliteit beperkt. Bij secundaire preventie probeert men in te spelen op potentiële daders. Ten slotte is het doel van tertiaire preventie het voorkomen of zo klein mogelijk houden van schade of recidive door gekende daders.12 Nog een andere indeling wordt gemaakt door Gilling. Hij heeft het enkel over situationele preventie (voorkomen van opportuniteiten) en sociale criminaliteitspreventie (voorkomen van criminele motivaties).13 In deze masterproef verstaan we onder ‘preventie’ alle inspanningen die worden
7
BURSSENS, D., DE GROOF, S., HUYSMANS, H., SINNAEYE, I., STEVENS, F., VAN NUFFEL, K. , VETTENBURG, N., ELCHARDUS, M., WALGRAVE, L. en DE BIE, M.,(Eds.), Jeugdonderzoek belicht. Voorlopig syntheserapport vanwetenschappelijk onderzoek naar Vlaamse kinderen en jongeren (2000-2004), Onuitgegeven onderzoeksrapport, K.U.Leuven, VUB en UGent, 105-118 8 CRAWFORD, A., ‘Crime Prevention & Community Safety: Politics, Policies and Practices’, Londen, Longman, 1998, 8 9 GORIS, P., BURSSENS, D., MELIS, B. en VETTENBURG, N., ‘Wenselijke preventie stap voor stap’, Antwerpen, Garant, 2007, 13 10 KING R. D., en WINCUP, E., (eds.), ‘Doing Research on Crime and Justice, Second edition’, Oxford, Oxford University Press, 2008, 136 11 FARRINGTON, D. P. en TONRY, M. H., ‘Building a safer society: Strategic approaches to crime prevention’, in: HEBBERECHT, P., cursus criminaliteitspreventie, Gent, 2010 12 BRANTINGHAM, P., en FAUST, F., ‘A conceptual model of crime prevention’, in: HEBBERECHT, P., cursus criminaliteitspreventie, Gent, 2010 13 HUCKLESBY, A. en WAHIDIN., A., (eds.), ‘Criminal justice’, Oxford, Oxford University Press, 2009, 11-12
11
ondernomen door officiële instanties ter voorkoming van criminaliteit en overlast. Het gaat hier dan eerder om criminaliteitspreventie. In één van de indelingen van preventie kwam het begrip ‘sociale criminaliteitspreventie’ voor, een concept waar de te onderzoeken projecten op gebaseerd zijn. Sociale preventie pakt de grondoorzaken van criminaliteit aan en probeert niet enkel de gevolgen van delinquentie zoveel mogelijk te beperken.14 Het ‘sociale’ in de term ‘sociale preventie’ wijst erop dat men zich vooral richt op de mensen zelf en niet op omgevingsfactoren of dergelijke meer. Er wordt ingegaan op de motivaties van individuen of groepen die aanleiding geven tot het plegen van criminaliteit.15 Men probeert de potentiële delinquenten meer bij de maatschappij te betrekken door socialiserende instituties en organisaties te ondersteunen.16 Sociale preventie voorziet blijvende veranderingen bij jongeren die dreigen in de criminaliteit te belanden door deze kwetsbare groep te ondersteunen bij het weerstaan aan de verleiding van delinquentie. Er worden interventies ondernomen die op het individu gericht zijn maar vooral gaan ze gericht zijn op zijn familie, zijn school, zijn vriendengroep en zijn buurt.
2.1.2 Criminologische relevantie Algemeen Jeugddelinquentie is een actueel thema waar de laatste jaren veel over gezegd en geschreven is. Of dit nu te maken heeft met een stijging van het aantal jongeren dat criminaliteit pleegt of door een toenemende intolerantiegraad van de samenleving of omwille van nog andere oorzaken, doet hier niet ter zake. Wat wel van belang is, is te weten dat jeugddelinquentie als een belangrijk maatschappelijk probleem gezien wordt. De aanpak hiervan wordt door veel mensen als prioritair beschouwd en de overheid levert dan ook enorme inspanningen in de strijd tegen dit fenomeen. Ze kiezen voor een bepaald beleid om deze aanpak goed te laten verlopen. Hierbij is er een samenwerking tussen het federale en lokale niveau. Desondanks verloopt deze aanpak niet altijd even vlot. Rond de aanpak van jeugddelinquentie bestaat al een enorme hoeveelheid aan wetgeving, zowel op internationaal, Europees, nationaal, Vlaams als lokaal niveau. En ook het aantal actoren dat zich met deze thematiek bezighoudt is enorm, gaande van politie tot 14
BAILLERGEAU, E, ‘Intervention sociale, Prévention et contrôle social: La prevention sociale d’hier à aujourd’hui’, Déviance et Société, Vol 32 (1), 2008, 8 15 HUCKLESBY, A. en WAHIDIN., A., (eds.), o.c’, Oxford, Oxford University Press, 2009, 24-27 16 HUGHES, G., ‘Understanding crime prevention: social control, risk and late modernity’, Buckingham, Open University Press, 1998, 20
12
justitie, van politiek tot hulpverlening.17 Een essentieel onderdeel van de aanpak van jeugddelinquentie is preventie. Preventie is tevens het criminologisch onderzoeksdomein dat verband houdt met het onderwerp van de masterproef. Er zijn tal van manieren om aan preventie te doen. Men baseert zich hiervoor meestal op één van de preventietheorieën. Eveneens maakt men onderverdelingen in vormen van preventie. Zo heb je onder andere de indeling van preventie in sociale criminaliteitspreventie en situationele criminaliteitspreventie. Het is deze indeling waarmee we in deze masterproef gaan werken.
Theoretische en praktische relevantie Er zijn twee vormen van onderzoek: het theoriegericht of kennisgericht onderzoek en het praktijkgericht of handelingsgericht onderzoek. We categoriseren een onderzoek onder één van deze twee begrippen. Hiervoor wordt gekeken naar waar men in de doelstelling van het onderzoek de meeste nadruk op legt. Het onderscheid tussen de twee soorten onderzoek is echter geen zwart-wit verhaal. Een praktijkonderzoek kan theoretische relevantie hebben en ook een theorieonderzoek kan kennis opleveren die men in de praktijk kan gebruiken.
18
Deze
masterproef bezit zeker een praktische relevantie. In elke samenleving komt er criminaliteit en overlast voor, zo ook in België. De aanpak van deze criminaliteit verloopt volgens verschillende strategieën. Zo neemt men zowel preventieve en repressieve maatregelen, als maatregelen op vlak van nazorg. Preventie is een belangrijk onderdeel in de aanpak van criminaliteit. Om dit onderdeel zo efficiënt mogelijk te laten verlopen, heeft men gekozen voor een integraal en geïntegreerd beleid, dat werd vertaald in de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen.19 De stad of gemeente, vertegenwoordigd door preventieambtenaren, zorgt voor de uitvoering van deze plannen door projecten op te richten, op te volgen en te evalueren. Elk project behandelt een bepaalde problematiek of fenomeen. Een deel van deze projecten oriënteert zich op preventie van jeugddelinquentie. De steden of gemeenten zijn vrij in het kiezen van de theoretische achtergrond van hun projecten. Een aantal van de projecten rond jeugddelinquentie zijn gebaseerd op sociale criminaliteitspreventie. Andere projecten vertrekken meer vanuit de situationele preventie. De vraag welke aanpak nu het beste werkt ter preventie van criminaliteit bij jongeren is zeer moeilijk te beantwoorden en schiet de doelstelling van deze
17
KONTOSSIS, N., (z.d.), ‘Jeugddelinquentie’, [WWW]. Dienst Strafrechtelijk Beleid: http://www.dsb-spc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=117&Itemid=190&lang=dutch [16/12/2010] 18 MASO, I. en SMALING, A., o.c., Amsterdam, Boom, 1998, 26-27 19 BELGISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENSTEN, (z.d.), ‘Algemene Directie Veiligheid en Preventie’ , [WWW], ibz:http://www.ibz.be/code/nl/loc/secuprev.shtml#7 [23/11/2010]
13
masterproef ook ver voorbij. Wat we wel gaan doen (en wat al een kleine stap is in de richting) is een analyse maken van projecten die vertrekken vanuit één bepaalde invalshoek (sociaal criminaliteitspreventie) van vier verschillende steden. We onderzoeken of politiek en de omvang en de aard van criminaliteit in een stad invloed hebben op de keuze voor de theoretische invalshoek. Op deze manier creëren we een overzicht en krijgen we meer inzicht in de preventie van jongerendelinquentie. De masterproef heeft eveneens een theoretische relevantie, zij het dat deze minder van belang is dan de praktische relevantie. Er wordt een overzicht gegeven van de theorieën die momenteel gebruikt worden in de aanpak van criminaliteit en de belangrijkste verschilpunten
hiertussen.
Tevens
wordt
er
een
definitie
gegeven
van
sociale
criminaliteitspreventie en van de theorieën die hieronder vallen.
2.1.3 Onderzoeksvragen De meeste centrale onderzoeksvragen zijn te algemeen en kunnen niet zomaar opgelost worden, daarom worden ze opgesplitst in deelvragen. De antwoorden op de deelvragen vormen samen een antwoord op de centrale onderzoeksvraag. De antwoorden op de centrale onderzoeksvragen zijn voldoende om de doelstelling te bereiken. Het is belangrijk er op te letten dat er nooit meer informatie gevraagd wordt dan nodig is om de doelstelling te bereiken.20 Men kan met onderzoeksvragen verschillende soorten kennis verwerven. Indien men beschrijvende kennis wenst te bekomen, is men op zoek naar louter een beschrijving van de situatie of het probleem. Met de vraag naar verklarende kennis probeert men het fenomeen of probleem te verklaren. Indien men echt op zoek gaat naar de oorzaken van het probleem, spreekt men van een causale verklaring. Evaluatieve kennis dient om een beleid of situatie te kunnen evalueren. Hiervoor zijn natuurlijk de nodige criteria vereist. Met voorspellende kennis gaat men verkondigen wat er in de toekomst te wachten staat. Prescriptieve kennis tenslotte is kennis die duidelijk maakt hoe men iets moet aanpakken om het te veranderen. Het is noodzakelijk vooraf te bepalen wat soort kennis men gaat trachten te bekomen zodat er geen valse verwachtingen gecreëerd worden.21 Het eerste deel van de onderzoeksvragen zijn deelvragen en tevens beschrijvend van aard. De kennis die hier uit voortkomt, geeft een goed beeld van de huidige context en is nodig om
20
DECORTE, T., o.c., Gent, s.l. , 2008, 59-60 BILLIET, J. en WAEGE, H., (eds.), ‘Een samenleving onderzocht: Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek’, Antwerpen, De Boeck, 2008, 73-75 21
14
vervolgens dieper in te gaan op situatie. Hoe is het gesteld met delinquentie en overlast gepleegd door jongeren? Hier kijken we eerst op het federale niveau en vervolgens op het niveau van de vier steden. Hoe verloopt de aanpak van delinquentie en overlast gepleegd door jongeren? Bij deze vraag bekijken we zowel het federale beleid als de vertaling hiervan binnen het beleid van de vier steden. Wat verstaat men in de literatuur onder preventie? Wat bestaat er van preventie (binnen de aanpak van delinquentie en overlast gepleegd door jongeren)? Wat verstaat men in de literatuur onder sociale criminaliteitspreventie? Wat wordt er in deze masterproef verstaan onder het begrip sociale criminaliteitspreventie? Wat zijn de projecten uit het SVP die hier onder vallen? Wat is de inhoud van de sociaal preventieve projecten? Hoe is het gesteld met de (dis)continuïteit van de sociaal preventieve projecten in de vier steden? Welke actoren hebben invloed op het preventiebeleid in de stad? Vervolgens worden er twee centrale onderzoekvragen gesteld die we met het behulp van deelvragen trachten te beantwoorden. De twee centrale onderzoeksvragen zijn evaluerend van aard. De bijhorende deelvragen zijn beschrijvend of verklarend van aard. De eerste centrale onderzoeksvraag die we stellen gaat als volgt: heeft de politieke samenstelling van het lokaal bestuur van een stad invloed op het aandeel en de aard van sociaal criminaliteitspreventieve projecten voor jongeren in het lokaal preventiebeleid van een stad? Om deze te beantwoorden zijn er enkele deelvragen. Zijn er sociaal criminaliteitspreventieve projecten uit het SVP aanwezig in Gent, Antwerpen, Kortrijk en Mechelen? Wat is de inhoud (methoden, technieken, niveau, doelgroepen) van de projecten? Zijn er verschillen en gelijkenissen tussen de projecten van de steden met een verschillende politieke partij die de meerderheid heeft in de regerende coalitie? Is er een verband tussen deze gelijkenissen en verschillen en de politieke samenstelling van de meerderheid binnen de steden? Zijn er verschillen tussen de projecten van Gent en Antwerpen, waar eenzelfde politieke partij de meerderheid heeft in de regerende coalitie? Wat is de politieke ideologische visie van de burgemeester en wat is zijn impact? De tweede centrale onderzoeksvraag gaat als volgt: is er een verband tussen de omvang en de aard van criminaliteit in een stad en de invulling van de sociaal criminaliteitspreventieve projecten voor jongeren door stad? Ook hier zijn enkele deelvragen voor nodig om ze te beantwoorden. Wat is de omvang en de aard van criminaliteit per stad? Zijn er verschillen en gelijkenissen tussen de projecten van de steden met veel criminaliteit? Zijn er verschillen en gelijkenissen tussen de projecten van steden met dezelfde/verschillende aard en omvang van criminaliteit? Zijn deze verschillen en gelijkenissen te wijten aan de omvang en aard van criminaliteit?
15
2.1.4 Rol van de theorie Sociale criminaliteitspreventie is een leidraad doorheen de masterproef. Een goede afbakening van dit begrip is nodig voor het selecteren van de projecten, want er wordt enkel gewerkt met projecten die sociale criminaliteitspreventie als theoretische invalshoek hebben. De analyse die nodig is voor het beantwoorden van de centrale onderzoeksvragen is een praktijkanalyse. Documenten uit de praktijk worden bestudeerd en vergeleken en we gaan interviews doen met personen die zich bezighouden met het ondersteunen van de projecten. De analyse gebeurt aan de hand van de verschillende onderdelen (doelgroepen, doelstellingen, e.d.) van sociale criminaliteitspreventie. Omdat het een praktijkanalyse is, gaat het niet om het toetsen of verder ontwikkelingen van de theorie, maar om de toepassing ervan in de praktijk. De theorie speelt geen centrale rol maar is wel nadrukkelijk aanwezig. In deze masterproef wordt de nadruk voornamelijk gelegd op de kenmerken van gemeenschapsgerichte preventie omdat die het individuele overstijgt.22
2.2 Methodologisch uitgangspunten 2.2.1 Onderzoeksstrategieën Vanaf het moment dat de onderzoeker zijn onderzoeksprobleem heeft vastgelegd, is het belangrijk dat hij in de literatuur gaat kijken wat er hier allemaal al over geschreven is.23 Hij moet op zoek gaan naar de tegenstrijdigheden over zijn onderwerp en naar de zogenaamde blinde vlekken.24 Gebaseerd op deze literatuurstudie, kan hij zijn onderzoeksobject verder afbakenen. Een literatuurstudie kan handig zijn voor zowel het inhoudelijke gedeelte, het theoretische als het methodologische gedeelte van het onderzoek. Maar mogelijk nog belangrijker is dat men literatuur gaat raadplegen bij de begripsbepaling. Op basis van de literatuur gaat de onderzoeker zijn eigen definitie opstellen voor de kernbegrippen in zijn onderzoek. 25 Bij het opstellen van de probleemstelling is een literatuurstudie belangrijk opdat we zo te weten komen hoe een onderzoek naar een dergelijk onderwerp in zijn werk gaat en wat we allemaal nodig hebben voor een gelijkaardig onderzoek. Tevens kan men uit de literatuur afleiden wat de eventuele bijdrage
22
HUCKLESBY, A. en WAHIDIN., A., (eds.), o.c., Oxford, Oxford University Press, 2009, 24-27 BILLIET, J. en WAEGE, H., (eds.), o.c, Antwerpen, De Boeck, 2008, 72-73 24 GOETHALS, J. en PAUWELS, L., ‘Kwantitatieve en kwalitatieve criminologische onderzoeksmethodes: een introductie’, Leuven, Acco, 2008, 38-39 25 BILLIET, J. en WAEGE, H., (eds.), o.c., Antwerpen, De Boeck, 2008, 72-73 23
16
kan zijn van het onderzoek.26 Een literatuurstudie kan ook in het verdere verloop van het onderzoek nog van pas komen.27 In deze masterproef maken we gebruik van een literatuurstudie voor het beantwoorden van de inleidende beschrijvende onderzoeksvragen. Bij de probleemstelling zijn al tal van omschrijvingen van de nodige begrippen gegeven en het is dan een logisch gevolg dat we ons hier op baseren. Eveneens is er in de literatuur al veel geschreven over (de ontwikkelingen in) preventie en kunnen we hier veel informatie uit halen. Van een literatuurstudie hebben we ook gebruikt gemaakt bij het opstellen van de probleemstelling, het theoretisch kader en het schrijven van het theoretisch en methodologisch gedeelte. Er wordt telkens gezocht op basis van kernwoorden en synoniemen hiervan, in drie verschillende talen (Frans, Nederlands, Engels) of op basis van gerenommeerde auteurs op het gebied van dit onderwerp. Voor het beantwoorden van de centrale onderzoeksvragen en de bijhorende deelvragen maken we ondermeer gebruik van de methode van de documentenanalyse. Onder documentenanalyse verstaan we volgens Maso: “het verzamelen van materiële zaken die tot stand komen door menselijke gedragingen” (p. 51). Meestal wordt deze methode gebruikt als aanvullende informatie, maar als er geen andere mogelijkheid is tot het verzamelen van informatie over een bepaald onderwerp, moet de onderzoeker zich baseren op enkel de documenten. Documenten kunnen een heel verschillende informatiewaarde hebben, afhankelijk van de personen en de redenen waarvoor ze zijn opgesteld.28 Voor de analyse van de documenten, onderneemt de onderzoeker enkele stappen. Eerst creëert hij categorieën en definities voor de gerapporteerde onderdelen. Vervolgens worden deze categorieën geoperationaliseerd in samenhang met de onderdelen. Nadien kan de analyse echt van start gaan. 29 Een documentenanalyse wordt in deze masterproef toegepast op de verzamelde projecten van de SVP’s. In dit onderzoek is deze methodiek geen aanvulling maar essentieel, omdat de analyse van de SVP’s de doelstelling is. De documenten die we verzamelen hebben een grote informatiewaarde. Ze worden op een professionele manier samengesteld zonder dat de opstellers sociaal wenselijk gedrag vertonen. Wel is er mogelijk invloed van de persoonlijke theoretische achtergrond van de opsteller.
Een derde strategie waarvan we in deze masterproef gebruik hebben gemaakt is die van het interview. Om de te bekomen resultaten uit de documentenanalyse aan te vullen en te 26
MASO, I. en SMALING, A., o.c., Amsterdam, Boom, 1998, 18-20 BILLIET, J. en WAEGE, H., (eds.), o.c., Antwerpen, De Boeck, 2008, 72-73 28 MASO, I. en SMALING, A., o.c., Amsterdam, Boom, 1998, 54-55 29 CROW, I. en SEMMENS, N., ‘Researching Criminology, New York’, Open University Press, 2008, 95-96 27
17
evalueren gaan we interviews doen met de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering, opvolging en evaluatie van de projecten in hun stad. Hierdoor kunnen we onze bekomen inzichten toetsen aan de praktijk en ook voor hen kan dit gesprek verhelderend zijn. Er bestaan verschillende soorten interviews. We sommen de belangrijkste op. Er is het volledig ongestructureerd interview (of het diepte-interview) waarbij er in het begin één of enkele brede vragen worden gesteld. Vervolgens gaat de interviewer dieper in op de antwoorden en blijft zo het gesprek sturen. Een tweede soort is het halfgestructureerde interview. De interviewer werkt hier met een topiclijst waar vragen en thema’s instaan die zeker aan bod moeten komen. Hierin bestaan
er
verschillende
soorten,
gaande
van
het
half-open
interview
(minst
voorgestructureerde vorm) tot het interview met een guide (meest gestructureerd). Deze laatste vorm sluit aan bij het face-to-face interview, waarbij gewerkt wordt met een vragenlijst.30 In deze masterproef kiezen we voor de meer gestructureerde vorm van interviewen. Omdat er al veel informatie verzameld is, is het, mits een goede voorbereiding, mogelijk om de lacunes op te vullen door zeer gerichte vragen te stellen. We gaan in dit onderzoek gebruik maken van een theoretische steekproeftrekking. De respondenten worden geselecteerd op basis van hun kennis en inzichten over het onderwerp en worden dus niet ‘at random’ getrokken.
31
In deze
masterproef zijn de respondenten preventieambtenaren, projectcoördinatoren of personen die de projecten uitvoeren. Zij houden zich bezig met preventieve projecten in hun stad en zijn op deze manier goed op de hoogte van de werking van de SVP-projecten.
Ondanks de vele voorbereidingen waren er toch enkele moeilijkheden of opmerkingen tijdens en na het interviewen. Een eerste opmerking betreft het interview in Mechelen, waarbij er twee personen op hetzelfde moment werden geïnterviewd. De reden hiervoor was dat ze elkaar konden aanvullen gedurende dit interview. Een minpunt was dat de geïnterviewden elkaar soms onderbraken, elkaar niet lieten uitpraten en enkele keren zelfs in discussie gingen. Een volgende opmerking betreft het interview van Antwerpen, dat via e-mail is verlopen. De nadelen hiervan waren dat doorvragen of dieper in gaan op antwoorden bijna onmogelijk was (enkel terug via email), er minder sociale druk was om alles correct en uitgebreid uit de doeken te doen, de antwoorden redelijk oppervlakkig waren en het moeilijk te achterhalen was wie nu echt de belangrijke figuren waren binnen de werking rond het SVP. Er was ook een voordeel: het bespaarde veel tijd (geen verplaatsing, interview moet niet uitgetypt worden). Een laatste
30 31
GOETHALS, J. en PAUWELS, L., o.c., Leuven, Acco, 2008, 111-114 DECORTE, T., o.c., Gent, 2008, 94-95
18
opmerking in verband met het interview betreft het aantal interviews of het aantal personen dat geïnterviewd zijn per stad. Er is slechts één persoon uit Antwerpen gecontacteerd (het was moeilijk iemand te vinden die hiervoor bereid was) en één persoon uit Kortrijk (wel twee interviews). Hierdoor moesten we er van uitgaan dat de informatie van deze personen klopte (het is bijvoorbeeld niet mogelijk geweest bepaalde uitspraken voor te leggen aan iemand anders) en beschikten we maar over de visie van één persoon.
Een laatste onderzoeksstrategie die nuttige informatie, heeft opgeleverd voor de masterproef is de participerende observatie. Het doel van participerende observatie is net als bij andere onderzoeksstrategieën het verzamelen van wetenschappelijke gegevens. De observator doet dit door een bepaalde periode deel te nemen aan het dagelijkse leven van het onderzoeksobject, zonder hier een grote invloed op uit te oefenen. Soms kan dit zelfs zonder medeweten van de participanten. De observator gaat interacties aan met de participanten en gaat deze interacties analyseren. Eveneens moet de observator heel flexibel zijn en zich vlot kunnen aanpassen aan veranderende situaties.32 De participerende observatie die informatie heeft opgeleverd voor deze masterproef betreft een stage bij de Dienst Lokale Preventie en Veiligheid van de stad Gent. Deze stage heeft voor een goed inzicht in de werking van de projecten van de SVP’s gezorgd. De opgedane kennis was een goede achtergrond voor de start van de masterproef.
2.2.2 Onderzoeksmateriaal In een onderzoek bestaan er twee soorten informatie: data (of gegevens) en kennis. Wanneer het gaat om kenmerken van het onderzoeksobject, spreekt men van data. Als men het heeft over kant-en-klare inzichten en theorieën, gaat het om kennis. In deze masterproef gaan we vooral kennis verzamelen. Er zijn zes soorten bronnen waar we als onderzoeker data en kennis vandaan kunnen halen: personen, media, werkelijkheid, documenten, literatuur en secundaire data.33 We maken voornamelijk gebruik van personen, media, documenten en literatuur. De personen beschouwen we als deskundigen en ze leveren ons kennis door hen te interviewen. Met media bedoelen we vooral het internet. Met documenten bedoelen we in deze masterproef de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen. De omschrijving van de preventieprojecten levert ons kennis op. Tot slot maken we in deze masterproef gebruik van literatuur als databron. Ook de literatuur gebruiken we grotendeels als kennisbron. Eveneens kan men onderscheid 32 33
MASO, I. en SMALING, A., o.c., Amsterdam, Boom, 1998, 95-102 DECORTE, T., o.c., Gent, s.l. , 2008, 141-160
19
maken tussen primaire en secundaire onderzoeksgegevens. Wanneer men het heeft over primaire onderzoeksgegevens, heeft de onderzoeker zelf het volledige proces van dataverzameling doorlopen. Hij heeft zelf zijn methodieken voor het verzamelen gekozen en uitgevoerd. Bij secundaire datagegevens zijn de gegevens door anderen verzameld. Dit bespaart de onderzoeker veel tijd en geld. Nadelen zijn er echter ook. De onderzoeker heeft geen controle op het verzamelproces, de kwaliteit van de data kan niet zoals gewenst zijn en het is mogelijk dat de data niet altijd even toegankelijk zijn.34 De analyse die we gaan doen om antwoorden te bekomen op de onderzoeksvragen is een documentenanalyse. Een eerste stap hierbij is (na het opstellen van de onderzoeksvragen) te selecteren welke documenten allemaal verzameld moeten worden om tot antwoorden te komen. De documenten worden zelf bijeen gebracht en het gaat hier dan om primaire onderzoekgegevens. Het nadeel van een dergelijke documentenanalyse is dat de documenten niet opgesteld zijn om onderzocht te worden. De onderzoeker heeft mogelijk nog heel veel werk met het structureren van de gegevens.35 Als we kijken naar deze masterproef is het tevens belangrijk op te merken dat de gegevens (de projecten) opgesteld zijn door verschillende personen (uit verschillende steden). Zij hebben hun eigen invulling hieraan gegeven en vertrekken dus vanuit hun eigen theoretische achtergrond. De gegevens zijn theoriegeladen en bovendien zit hier mogelijk ook nog een verschil op per stad of zelfs per project. Dit geldt evengoed bij de interviews. De personen die geïnterviewd worden, spreken vanuit hun eigen theoretische achtergrond en dit zal zijn invloed hebben op de verzamelde gegevens. Ook zij zullen theoriegeladen zijn.
34 35
BILLIET, J. en WAEGE, H., (eds.), o.c., Antwerpen, De Boeck, 2008, 343-352 CROW, I. en SEMMENS, N., o.c., New York, Open University Press, 2008, 95-96
20
3
(jeugd)delinquentie en de aanpak ervan
3.1 Inleiding In het onderdeel ‘verklarende theorieën’ geven we een overzicht van theorieën die elk op hun manier een poging doen om delinquentie te verklaren. Het is onmogelijk en tevens niet de doelstelling van deze masterproef om alle verklarende theorieën te vermelden en daarom beperken we ons tot de belangrijkste. Het tweede onderdeel ‘(jeugd)delinquentie en de aanpak ervan in België’ bestaat nog eens uit twee delen. In het eerste deel trachten we een beeld te schetsen van hoe het gesteld is met de jeugdcriminaliteit in België. Dit deel starten we met enkele kritische opmerkingen omtrent het beschikbare cijfermateriaal te formuleren. In het tweede deel volgt er een bondig overzicht van de manier waarop men jeugdcriminaliteit aanpakt in België. In het laatste onderdeel ‘de rol van de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen’ bekijken we eerst het ontstaan en de evolutie van de plannen. Vervolgens schetsen we de betekenis van de plannen in het veiligheidsveld. Tot slot geven we meer uitleg over de structuur van een SVP.
3.2 Verklarende theorieën Er zijn tal van theorieën die delinquentie proberen te verklaren. Wij geven een overzicht van de belangrijkste theorieën aan de hand van het boek ‘Theories of Delinquency’. De eerste groep theorieën, de rationele keuzetheorieën, zijn afkomstig van de klassieke school. Men stelt dat de delinquenten handelen naar vrije wil en logisch nadenken om een begeerd doel te bereiken. De delinquent beseft de (eventuele) gevolgen van zijn handelingen maar die wegen niet op tegen de voordelen die eruit volgen. Een tweede groep theorieën geven biologische en biosociale verklaringen. Deze theorieën beweren dat innerlijke en lichamelijke eigenschappen de oorzaak zijn van delinquentie of dat een persoon op zijn minst aanleg voor delinquent gedrag kan hebben. Omgevingsfactoren, die in interactie zijn met deze eigenschappen, bepalen mee of deze eigenschappen leiden tot delinquent gedrag. Psychologische theorieën is de volgende groep. De oorzaken liggen dan bij mentale gebreken, psychiatrische storingen en algemene persoonlijke problemen. Vaak ligt de oorzaak ervan in de groei en ontwikkelingen van de delinquent tijdens zijn kindertijd. Als men dit wil oplossen, moet men het individu behandelen, ook al ligt een deel van het probleem bij externe omgevingsfactoren. Vervolgens bespreken we sociale desorganisatie en anomie. Bij deze theorieën legt men de oorzaak bij sociale factoren. De 21
onzekerheid en verwarring die sociale desorganisatie en anomie veroorzaken, maken personen kwetsbaar voor delinquent gedrag. Er is een beperkte band met sociale instituties en de controle valt weg. Deze theorieën wil vooral delinquentie in lage sociale klassen verklaren. Ook Cohen theorie kijkt naar de lage sociale klassen.36 In zijn subcultuurtheorie zoekt Cohen de oorzaak bij de status-frustratie waarmee jongens uit de lage sociale klassen geconfronteerd worden. Ze willen beantwoorden aan de succesnormen van de middenklassen maar slagen hier niet in. Als reactie hierop vormen ze samen met lotgenoten een eigen delinquente subcultuur. De differentiële associatietheorie van Sutherland geeft het proces weer dat een delinquent doorlopen heeft voor hij een misdadiger was. De belangrijkste fase hierbij is wanneer de negatieve houding tegenover rechtsnormen het haalt van de positieve houding. Andere theorieën zijn de controletheorieën. Volgens de sociale controletheorie van Hirschi worden alle jongeren geconfronteerd met de aantrekkingskracht tot delinquent gedrag. Het is dan afhankelijk van de sociale band die ze met de samenleving hebben of ze effectief overgaan tot het plegen van delinquent gedrag. De labelling-theorie beschouwt secundaire deviantie als delinquent gedrag dat door de delinquent is gepleegd ten gevolge van de sociale reacties die zijn gekomen op eerder gepleegde misdrijven. 37 Het kapitalisme wordt door de radicale theorie dan weer beschouwd als oorzaak van criminaliteit. Kapitalisme creëert een strijd tussen verschillende klassen en dit veroorzaakt criminaliteit (vooral gepleegd door de laagste klassen). 38
3.3 (Jeugd)delinquentie en de aanpak ervan in België 3.3.1 Een korte schets van (jeugd)delinquentie in België Er wordt veel gesproken en gespeculeerd over ‘de jeugd van tegenwoordig’ en over de stijgende jeugdcriminaliteit in Vlaanderen en België. Maar het is eigenlijk gissen vanwaar deze speculaties vandaan komen (en daar draait het ook niet om in deze masterproef) omdat er zeer weinig cijfers over jeugdcriminaliteit beschikbaar zijn. Cijfers over de criminaliteit waar de politie mee in aanraking komt, worden in de politiële criminaliteitsstatistieken gepubliceerd. Het probleem hierbij is dat men zelden aparte cijfers over de leeftijd van de delictplegers bijhoudt en men dus weinig kan zeggen over het criminele gedrag van minderjarigen. Eveneens zijn er amper
36
SHOEMAKER, D. S., ‘Theories of Delinquency, An examination of Explanations of Delinquent Behavior’, Oxford, Oxford University Press, 2010, 15-141. 37 HEBBERECHT, P., cursus Criminologie, Gent, 2007, 131 p. 38 SHOEMAKER, D. S., o.c., Oxford, Oxford University Press, 2010, 283-285
22
(betrouwbare) cijfers van het jeugdparket en de jeugdrechtbank beschikbaar. Het is pas in 2003 dat de toenmalige Minister van Justitie een onderzoeksopdracht heeft gegeven aan het NICC met betrekking tot cijfergegevens over jeugddelinquentie en jeugdbescherming. De eerste resultaten hiervan volgden enkele jaren later maar het is nog te vroeg om duidelijke evoluties waar te nemen. 39 Ondanks deze inspanning is het bijna onmogelijk cijfers weer te geven over de werkelijk gepleegde criminaliteit. Er zijn tal van factoren (bijvoorbeeld wijzigingen op het gebied van strafwetgeving) die de statistieken beïnvloeden en vervormen. Eveneens is er het probleem van de dark number. Een groot deel van de delicten wordt zelfs nooit geregistreerd.40 Toch trachten we een korte schets te geven van jeugddelinquentie in België. We baseren ons op cijfers inzake de aanmeldingen bij de jeugdparketten uit 2005 die men tegenover de cijfers inzake aanmelding bij correctionele parketten heeft geplaatst. Opmerking hierbij is dat het gaat om een beperkt deel van het aantal werkelijk gepleegde misdrijven, enkel de zaken die het hele ‘selectieproces’ (dark number, seponeren, e.d.) overleefd hebben. Ongeveer 11,2 % (36.272 feiten) van het totaal aantal misdrijven wordt gepleegd door minderjarigen. Indien men dit verrekent met het aantal personen die tot elke groep behoren (minder- of meerderjarigen), liggen de verhoudingen ongeveer gelijk en kan men stellen dat minderjarigen niet meer verantwoordelijk kunnen geacht worden voor de geregistreerde criminaliteit dan meerderjarigen. Wanneer we gaan kijken naar het type delict krijgen we volgende resultaten: 47,2 % (17.120) van het aantal delicten dat jongeren plegen zijn eigendomsdelicten (onder andere brandstichting, vernieling, diefstal,…), 20,8 % (7542) gaat over delicten tegen personen, 16 % (5808) van de feiten hebben te maken met drugs en doping, misdrijven tegen de openbare veiligheid en orde zijn goed voor ongeveer 11,9 % (4312) van het aantal delicten gepleegd door jongeren, 3,1 % (1128) zijn delicten tegen familie en moraal (waaronder verkrachting en aanranding)en tenslotte 1 % (362) gaat over delicten tegen openbare trouw. Bekijken we dit nu ten opzichte van het totaal aantal delicten dan krijgen we het volgende: minderjarigen staan in voor ongeveer 15,8 % van het aantal misdrijven rond drugs en doping, op het gebied van eigendomsdelicten hebben minderjarigen een aandeel van 15,6 %, ze zijn verantwoordelijk voor 8,3 % van de persoonsdelicten, voor 5,9 % van het aantal misdrijven tegen openbare veiligheid en orde, voor 3,3 % van het aantal delicten tegen openbare 39
VANNEESTE, C., GOEDSEELS, E., DETRY, I., (eds.), ‘De “nieuwe” statistiek van de jeugdparketten: een belichting van de eerste analyseresultaten vanuit verschillende invalshoeken’, Gent, Academia Press, 2008, 2125 40 VETTENBURG, N., ELCHARDUS, M. en WALGRAVE, L., ‘Jongeren van nu en straks: overzicht en synthese van recent jeugdonderzoek in Vlaanderen’, Tielt, Lannoo nv, 2006, p. 345
23
trouw en tenslotte zijn ze verantwoordelijk voor 2,8 % van het aantal misdrijven rond familie en moraal. De belangrijkste conclusie die we uit deze cijfers kunnen trekken is, dat het aandeel dat de minderjarigen hebben in de geregistreerde delicten zeer veranderlijk is in functie van de aard van het delict.41
3.3.2 De aanpak van (jeugd)delinquentie in Vlaanderen/België Sinds 2004 is er in België de Kadernota Integrale Veiligheid, dat een basis vormt voor een overkoepelend, federaal veiligheidsbeleid. Naast een integrale aanpak (over verschillende beleidsdomeinen heen) gaat het eveneens om een geïntegreerde aanpak (samenwerking van verscheidene actoren).42 Deze nota dient als een vertrekpunt voor betrokken actoren om hun beleidsplannen op af te stemmen.43 Tevens richt deze nota zich op heel de veiligheidsketen (preventie, reactie en nazorg).44 De Strategische Veiligheids- en Preventieplannen staan mee in voor de preventieve aanpak van criminaliteit. Specifiek voor jongeren is er in plaats van een strafrechtelijke keten een jeugdbeschermingketen voorzien. Het is de politie die MOF’s opsporen. De verdachte jongeren komen vervolgens voor het jeugdparket. De jeugdmagistraat heeft verschillende opties maar moet altijd eerst herstelbemiddeling overwegen, waarvan de uitvoering bij de gemeenschappen ligt. Nadat hij deze overweging gemaakt heeft, kan de jeugdmagistraat de jongeren vorderen voor de jeugdrechtbank. De jeugdrechter overweegt of doet een herstelrechtelijk aanbod en legt vervolgens (voorlopige) maatregelen op aan de jongeren. Het zijn de gemeenschappen die de bevoegdheid hebben over de uitvoering van deze maatregelen. Hierop gelden twee uitzonderingen. Een eerste gaat over geestesgestoorde jongeren die in een federale jeugdpsychiatrische dienst geplaatst kunnen worden. De tweede uitzondering is de uithandengeving, wat betekent dat de jongere toch gewoon in de strafrechtelijke keten belandt en als een volwassene behandeld wordt. Indien er een gevangenisstraf wordt uitgesproken zal
41
VANNEESTE, C., GOEDSEELS, E., DETRY, I., (eds.), o.c., Gent, Academia Press, 2008, 72-75 KONTOSSIS, N., (z.d.), ‘Kadernota Integrale Veiligheid, [WWW]. Dienst Strafrechtelijk Beleid: http://www.dsb-spc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=38&Itemid=62, [27/07/2011] 43 GAZAN, F., DE CRAIM, C., TRAETS, E., (eds) ‘Jeugddelinquentie: op zoek naar passende antwoorden’, Antwerpen, Maklu, 2010, 18 44 KONTOSSIS, N., (z.d.), ‘Kadernota Integrale Veiligheid, [WWW]. Dienst Strafrechtelijk Beleid: http://www.dsb-spc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=38&Itemid=62, [27/07/2011] 42
24
de jongere echter in een gesloten federaal centrum (bijvoorbeeld Ruislede) terechtkomen en niet in de gevangenis.45 Het uitvoeringsbeleid van de Vlaamse gemeenschap rond jeugddelinquentie vormt een onderdeel van het Vlaams beleid betreffende jeugdzorg, waarvoor sinds 2006 een ondersteunend beleidsdocument aanwezig is, namelijk het Globaal Plan Jeugdzorg. Dit plan tracht het welzijn van kinderen en jongeren te verbeteren en zorgt voor ondersteuning bij situaties waar de opvoeding dreigt mis te lopen.46 Het Vlaamse uitvoeringsbeleid heeft impact op verschillende thema’s, waaronder preventie, hulpverlening,
alternatieve
afhandeling
van
jeugddelinquenten,
private
residentiële
voorzieningen en gemeenschapsinstellingen. Een eerste thema is het preventiebeleid. Een belangrijke actor hierbij is het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg. Zij zorgen voornamelijk voor een probleemverkenning en –analyse maar hebben ook al enkele preventieprojecten gerealiseerd. Bijzondere Jeugdzorg is echter maar verantwoordelijk voor een deel van de preventie en een duidelijke profilering van alle voorzieningen is noodzakelijk om aan een kwaliteitsvol preventiebeleid te voldoen. Een opsomming van al deze voorzieningen zou ons veel te ver doen afdwalen en is tevens geen doelstelling van deze masterproef. Wel geven we enkele belangrijke sectoren waarmee de Bijzondere Jeugdbijstand samenwerkt in het kader van integrale jeugdzorg om tot een kwaliteitsvolle hulp – en dienstverlening te komen: het Algemeen Welzijnswerk, de Geestelijke Gezondheidszorg, Kind en Gezin, Onderwijs en het Vlaams fonds. Op vlak van hulpverlening speelt Bijzondere Jeugdzorg eveneens een belangrijke rol. Ze willen op dit vlak meer en meer emancipatorisch en participatief gaan werken en ze trachten een zo gedifferentieerd mogelijk aanbod te voorzien. Bijzondere Jeugdzorg is echter weer niet de enige actor en weerom is een volledige opsomming hier niet op zijn plaats. Verder zorgt de Vlaamse gemeenschap voor de uitvoering van de maatregelen van de jeugdmagistraat of – rechter, zoals we hierboven al besproken hebben.47
45
GAZAN, F., DE CRAIM, C., TRAETS, E., (eds), o.c., Maklu, 2010, 21-23 Ibid. 30 - 34 47 X, (z.d.), ‘Vlaams beleid inzake de jeugddelinquentie: synthese’, [WWW]., www.osbj2.testsite.be/download_file.php?filepath=/.../Jeugddelinquentie/...pdf, [28/07/2011] 46
25
Hiernaast heeft men tevens in het nationaal veiligheidsplan 2008 – 2011, een plan waar de krachtlijnen van het politiebeleid instaan, van jongerencriminaliteit en criminaliteit waarvan jongeren het slachtoffer zijn één van de prioriteiten gemaakt.48
3.4 De rol van de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen 3.4.1 De evolutie van de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen Er waren verschillende factoren die op het einde van de jaren ’80 het besef bij mensen deed groeien dat het veiligheidsprobleem niet enkel een probleem voor politie was, maar voor heel de samenleving en die er uiteindelijk voor zorgden dat er in 1992 voor het eerst sprake was van veiligheidscontracten en preventiecontracten. Het gaat hier om volgende factoren: een toenemend gevoel van onveiligheid (onder meer door de bende van Nijvel), het Pinksterplan (hervormingen bij de politie) en het regeerakkoord van 1991. In 1996 werden de veiligheidscontracten uitgebreid met het stuk ‘stedelijke vernieuwing’ en wijzigden de naam naar veiligheids- en samenlevingscontracten. Hiernaast waren ook nog steeds de preventiecontracten aanwezig. Vanaf 2002 werden voor een betere onderlinge afstemming zowel de korpschef als de burgemeester betrokken bij de voorbereiding van het contract. Er werden eveneens enkele wijzingen doorgevoerd: de twee contracten vloeiden samen onder de naam veiligheids- en preventiecontracten waarin het politionele luik geschrapt werd, de contracten kregen een geldigheidsduur van twee jaar in plaats van één, de budgettaire verdeling werd herzien en de toekenningcriteria werden aangepast. Sinds 2007 spreken we over Strategische Veiligheids- en Preventieplannen en samen met deze naamsverandering zijn er heel wat aanpassingen gebeurd: er werd een resultaatverbintenis aan de plannen verbonden, de plannen gelden voortaan voor vier jaar, het opstellen werd voorafgegaan door de opmaak van de lokale veiligheidsdiagnostiek, de invoering van doelstellingen, een zo goed mogelijke afstemming met politionele preventie en tot slot werden er 15 fenomenen naar voor geschoven waarrond men kon werken. Begin 2010 waren de onderhandelingen voor de opmaak en verbetering van de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen reeds gestart, maar door de val
48
Nationaal Veiligheidsplan 2008 - 2011
26
van de federale regering zijn de nieuwe richtlijnen nooit goedgekeurd en heeft men ondertussen de plannen al tweemaal met zes maanden verlengd.49
3.4.2 De betekenis van de plannen in het veiligheidsveld De Algemene Directie Veiligheid en Preventie is een onderdeel van de FOD Binnenlandse Zaken en het is deze dienst die, samen met de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid, de Kadernota Integrale Veiligheid heeft uitgewerkt. De Strategische Veiligheids- en Preventieplannen staan mee in voor de uitvoering van deze kadernota. Onder de Algemene Directie Veiligheid en Preventie vallen 7 directies en diensten: Directie Beleid Integrale Veiligheid, Directie Brandpreventie, Directie Lokale Integrale Veiligheid, Voetbalcel, Directie Private Veiligheid, Directie Politiebeheer en Directie geschillen en juridische ondersteuning. De Directie Lokale Integrale Veiligheid gaat door projecten te beheren en processen op te volgen het integraal veiligheidsbeleid dat de lokale overheden uitgewerkt hebben, ondersteunen, voorbereiden, opvolgen en evalueren. Hiervoor bestaat de Dienst Lokale Ondersteuning en de Dienst Financiën van de Directie Lokale Integrale Veiligheid. De eerstgenoemde dienst staat onder meer in voor de opvolging van de veiligheids- en preventieplannen, de laatstgenoemde zorgt onder meer voor de controle op het correct gebruik van de toegekende subsidies in het kader van de plannen.50 De procedures van de opvolging en evaluatie worden bepaald in het MB van 9 maart 2009.51 Eveneens schuift de Directie Lokale Integrale Veiligheid 15 fenomenen naar voor waarrond men binnen de plannen kan werken.52 Op deze manier (en via de opvolging en evaluatie) oefent de Directie Lokale Integrale Veiligheid een invloed uit op de werking van de plannen binnen de steden en gemeenten.
49
VVSG, (z.d.) ‘Beknopte historiek en geldende wetgeving van de 'Strategische Veiligheids- en Preventieplannen' (SVPP)!’, [WWW], VVSG: http://www.vvsg.be/veiligheid/gemeentelijkveiligheidsbeleid/Pages/SVPP.aspx [09/08/2011] 50 X, (z.d.), ‘Directie Lokale Integrale Veiligheid, [WWW], Veiligheid en preventie: https://besafe.ibz.be/NL/Politie/01_Organogram/Pages/sliv.aspx [09/08/2011] 51 VVSG, (z.d.) ‘Beknopte historiek en geldende wetgeving van de 'Strategische Veiligheids- en Preventieplannen' (SVPP)’, [WWW], VVSG: http://www.vvsg.be/veiligheid/gemeentelijkveiligheidsbeleid/Pages/SVPP.aspx [23/05/2011] 52 Anoniem, interview, 22 juni 2011
27
FOD Binnenlands e Zaken Algemene Directie Veiligheid en Preventie Directie Beleid Integrale Veiligheid
Directie Brandpreventie
Directie Private Veiligheid
Directie Lokale Integrale Veiligheid
Dienst Lokale Ondersteuning
Voetbalcel
Directie Politiebeheer
Directie geschillen en juridische ondersteuning
Dienst Financiën
SVP
Figuur 1:: Organogram van de werking rond het SVP op federaal niveau.
3.4.3 De structuur van het SVP De Strategische Veiligheids- en Preventieplannen zijn een federale aangelegenheid. 102 steden en gemeenten over heel België hebben dergelijk plan. Elk SVP begint met een dispositief dispo Coördinatie waarin richtlijnen worden gegeven voor de dienst die de organisatie van het SVP in goede banen leidt (bijvoorbeeld een preventiedienst).. De algemene53 en strategische doelstellingen54 hiervan moeten exact opgevolgd o evolgd worden door de lokale overheden en zijn dan ook voor alle steden hetzelfde. De operationele doelstellingen55, de indicatoren en de te verwachten resultaten mogen n daarentegen vrij ingevuld worden, in functie van het geheel van de werking van het dispositief en op basis van de lokale veiligheidsdiagnostiek. De rol van deze veiligheidsdiagnostiek wordt later stad per stad besproken. Er zijn vijftien fenomenen waarrond waarro er gewerkt kan worden en zo binnen de financiering van het SVP vallen. Deze vijftien fenomenen zijn: inbraak, diefstal van en in auto’s, gauwdiefstal, diefstal door middel van list, fietsdiefstal, winkeldiefstal, afpersing, geweld in het openbaar vervoer, vervoer, intrafamiliaal geweld, geweld tijdens 53
In het K.B van 7 december 2006 wordt een algemene doelstelling als volgt gedefinieerd : […doelstelling die de finaliteit van het project in zijn geheel beschouwt en die tot uiting komt in de globale impact die bereikt moet worden voor een welbepaalde situatie voor de gehele bevolking in kwestie]. 54 In het K.B van 7 december 2006 wordt een strategische doelstelling als volgt gedefinieerd: [… doelstelling die zich vertaalt in de concretisering van een algemene doelstelling en, door een tussenfase te vormen, de realisatie hiervan in een nabije je toekomstvisie vormt]. 55 In het K.B van 7 december 2006 wordt een operationele doelstelling als volgt gedefinieerd : [… doelstelling, realisatie die definieert hoe een strategische doelstelling zal worden bereikt en die er op korte termijn zichtbare en meetbare resultaten van geeft].
28
evenementen en publieke gebeurtenissen, geweld in het schoolmilieu, jeugdcriminaliteit, schoolverzuim, druggerelateerde maatschappelijke overlast en sociale overlast. Sommige steden hebben er voor gekozen deze te clusteren, andere steden behandelen elk fenomeen apart. Er zijn enkele belangrijke prioritaire fenomenen aangehaald in art. 3 van het KB van 7 december 2006.56 Hierin staat eveneens vermeld dat er bijzondere aandacht moet worden besteed aan de problematiek van de jeugdcriminaliteit.57
3.5 Conclusie Er zijn tal van theorieën die delinquent gedrag trachten te verklaren voorhanden en in elk van hen zit een kern van waarheid. In deze masterproef hebben we ons voornamelijk gebaseerd op de sociale desorganisatietheorie en de anomietheorie, al verklaren deze twee theorieën natuurlijk maar een deel van de criminaliteitsproblemen. Om verschillende redenen is het zeer moeilijk een duidelijk beeld te schetsen van de jeugdcriminaliteit in België. Uit de beschikbare cijfers is de belangrijkste conclusie, dat het aandeel dat minderjarigen hebben in de geregistreerde delicten zeer veranderlijk is in functie van de aard van het delict. Tevens is het zeer moeilijk een duidelijk zicht te krijgen op de aanpak van jeugddelinquentie in België. Dit onder meer door de complexe bevoegdheidsverdeling tussen de gemeenschappen en het federale niveau en de enorme versnippering aan voorzieningen dat deze verdeling met zich meebrengt over de gehele lijn van de veiligheidsketen. De Strategische Veiligheids- en Preventieplannen hebben heel wat evoluties ondergaan voordat ze tot hun huidige vorm zijn gekomen en ook bij het opstellen van de volgende plannen zullen er waarschijnlijk enkele belangrijke wijzigingen doorgevoerd worden. De plannen vormen een onderdeel van het veiligheidsbeleid in België, dat men heeft trachten te organiseren aan de hand van een Kadernota Integrale Veiligheid. De structuur van het plan is voor elke stad of gemeente gelijklopend maar toch is er enige mogelijkheid gelaten tot een eigen aangepaste invulling.
56
VVSG, (z.d.) ‘Beknopte historiek en geldende wetgeving van de 'Strategische Veiligheids- en Preventieplannen' (SVPP)’, [WWW], VVSG: http://www.vvsg.be/veiligheid/gemeentelijkveiligheidsbeleid/Pages/SVPP.aspx [23/05/2011] 57 art. 3 van het KB van 7 december 2006
29
4
Sociale criminaliteitspreventie
4.1 Inleiding Dit hoofdstuk is opgedeeld in twee delen. De oorsprong van de voor onze masterproef relevante preventietheorieën wordt besproken in het eerste deel. In het tweede deel geven we meer uitleg over de twee contrasterende preventiesoorten, namelijk situationele en sociale preventie, uit de indeling waarop we ons baseren in deze masterproef.
4.2 Theoretische vooronderstellingen Er zijn tal van preventietheorieën voorhanden. Preventietheorieën worden vaak afgeleid uit criminaliteitstheorieën. Er bestaat de nieuwe bestuurlijke criminologie. De aanhangers van deze theorie zien het nut niet in van het zoeken naar de oorzaken van criminaliteit. Het is belangrijker te kijken naar situationele factoren die mensen aanzetten om criminaliteit te plegen of er het slachtoffer van worden. Met situationele factoren bedoelen we bijvoorbeeld de kenmerken van de omgeving en de situatie waarin een misdrijf gepleegd wordt. De aanhangers geloven dat mensen kiezen voor criminaliteit na een kosten-batenanalyse. Ter voorkoming van criminaliteit kiezen ze voor situationele preventie.58 Een tweede theorie is de individueel neo-positivistische criminologie. Deze theorie bestaat uit drie belangrijke onderdelen. Ten eerste gaat hij in op de ontwikkeling van crimineel en antisociaal gedrag tijdens de levensloop van een persoon. Ten tweede bestudeert de theorie de risicofactoren op verschillende leeftijden. Ten derde benadrukt deze ontwikkelingstheorie de effecten van belangrijke gebeurtenissen op de criminele carrière. De preventietheorie die hier uit voortvloeit is ontwikkelingspreventie.59 Hierbij tracht men eerst de risicofactoren te identificeren en te achterhalen wie de risicopersonen zijn om vervolgens hierop gericht interventies te doen.60 Een
derde
theorie
is
de
sociaal-positivistische
criminologie
of
de
ecologische
criminaliteitstheorie. Deze theorie beschouwt criminaliteit als een sociaal fenomeen.61 Men legt 58
HEBBERECHT, P. ‘ De ICSV in een theoretische, methodologische en breed maatschappelijke context’, Tijdschrift voor Criminologie, nr 43, 2001, 81-82 59 MAGUIRE, M., MORGAN, R. en REINER, R., (eds.), ‘The Oxford handbook of criminology’, Oxford, Oxford University Press, 2007, 675-701 60 EVANS, K., ‘Crime prevention: A critical introduction’, Londen, SAGE Publications Itd, 2011, 17 61 HEBBERECHT, P., (z.d.)’ De relatie theorie-onderzoek in de criminologie bekeken vanuit
30
de oorzaken van criminaliteit bij inadequate sociaal-culturele omstandigheden. Antisociale omstandigheden leiden tot antisociaal gedrag en criminaliteit. De oplossing hiervoor zou liggen bij de uitbouw van de welvaartstaat. Deze uitbouw bestaat uit het wegwerken van de sociaalculturele oorzaken van criminaliteit en het integreren van misdadigers in de maatschappij.62 In de ecologische theorie vertrekt men vanuit twee uitgangspunten. Een eerste is dat fysische omgevingscondities bepalend zijn voor het gedrag van en interacties tussen mensen. Voor het tweede uitgangspunt kijken ze naar de theorie over stedelijke ontwikkeling van Burgess63. Deze legt de oorzaak van een hoge concentratie criminaliteit in bepaalde delen van de stad bij de groei van de steden waardoor er sociale desorganisatie plaatsvindt in die bepaalde zones (overgangszones). Gemeenschapsgerichte preventie is een afgeleide van deze theorie.64 Gemeenschapsgerichte preventie is een multi-factoriële benadering die zowel situationele als sociale maatregelen in zich houdt.65 Structurele preventie tenslotte komt voort uit radicale theorieën. Bij deze theorieën beschouwt men criminaliteit als een weerspiegeling van structurele sociale verdelingen en ongelijkheden. Men ijvert hierbij vooral voor fundamentele sociale veranderingen, sociale rechten en beslissingskracht bij het grootste deel van de bevolking. Dit wil men bereiken door zowel de oorzaken van marginaliteit als sociale vervreemding en marktgerichte competitie aan te pakken. Men richt zich hierbij niet op individuen maar men hecht vooral belang aan de verhouding tussen armen en rijken. De bijhorende strategieën zijn het reduceren van ongelijkheid en het versterken van sociale ‘empowerment’. Dit wil men bereiken door een herverdeling van de rijkdommen en een uitgebreide democratisering.66 Radicale theorieën hangen nauw samen met onder andere de kritische criminologie of het links-realisme. Volgens deze theorie zijn vooral sociaal kwetsbare groepen het slachtoffer van criminaliteit en komt dit vooral in bepaalde buurten voor. De aanhangers geloven niet in een verklaring van criminaliteit door grote, algemene theorieën. Ze leggen de oorzaken bij de fundamenteel structurele problemen van het
wetenschapsprogramma's in de criminologie’ , [WWW], OCR: http://www.law.ugent.be/crim/OCR/teksten/theorie_onderzoek_wetenschapsprogramma.pdf [16/12/2010] 62 HEBBERECHT, P., l.c., Tijdschrift voor Criminologie, nr 43, 2001, 81-82 63 PARK, R.E., BURGESS, E.W., en McKENZIE, R.D. (eds.), ‘The City’, in: HEBBERECHT, P., Cursus Criminaliteitspreventie, Gent, Universiteit Gent, 2010 64 HEBBERECHT, P., ‘Cursus Criminaliteitspreventie’, Gent, Universiteit Gent, 2010, 65 EVANS, K., o.c.’, Londen, SAGE Publications Itd, 2011, 19 66 WHITE, R., Situating ‘crime prevention: Models, Methods and political perspectives.’ Crime Prevention Studies, Vol 5, 1996, 104-105
31
kapitalisme.67 Criminaliteit komt voort uit relatieve economische en politieke deprivatie, doordat de aangeleerde waarden niet overeenkomen met de materiële mogelijkheden. 68 Theorieën kunnen zich op drie verschillende aggregatieniveaus bevinden. Ten eerste heb je het microniveau. Op dit niveau doet men uitspraken over individuele personen. Wanneer het echter gaat over bevindingen over buurten of steden, dan bevindt de theorie zich op het mesoniveau. Als de onderzoekseenheden van nog een hoger niveau zijn, samenlevingen of landen, heeft men het over een theorie van het macroniveau.
69
De ontwikkelingspreventie is een theorie op het
microniveau. De oorzaken worden hier gezocht bij kenmerken van de jongeren zelf (sociale en sociaalpsychologische kenmerken). De gemeenschapsgerichte preventie bevindt zich op het mesoniveau. Het onderzoek gebeurt hier op het niveau van buurten of zelfs steden. Kenmerken in de bepaalde buurten zouden de aanleiding zijn tot criminaliteit.
70
Structurele radicale
preventieve modellen tenslotte grijpen in op het macroniveau. Economische ongelijkheid en sociale en economische marginaliteit in een samenleving zijn de fenomenen die men wil aanpakken. 71
4.3 Situationele en sociale preventie 4.3.1 Situationele preventie Zoals we eerder al gezien hebben, maakt men verschillende onderverdelingen in criminaliteitspreventie. Zo deelt Gilling criminaliteitspreventie in, in situationele en sociale preventie.72 Bij situationele preventie benadrukt men het belang van informele controle en van de omgeving voor het begrijpen van criminaliteit. Het gaat om de relatie tussen plegers en hun omgeving, zowel hun fysieke als hun sociale. Men doet dan ook vooral onderzoek in gebieden waar veel delictplegers leven. Toch ligt de nadruk eerder op het delict dan op de pleger bij situationele preventie. Het verminderen van de opportuniteiten is de belangrijkste eigenschap van deze soort preventie. Hier zijn drie strategieën voor. Een eerste gaat over het verhogen van de inspanningen die men moet doen, wil men criminaliteit plegen. Men spreekt over ‘target67
VAN KERCKVOORDE, J., ‘Een maat voor het kwaad’, Leuven, Universitaire pers, 1995, 33 HEBBERECHT, P., ‘Cursus Criminaliteitspreventie’, Gent, Universiteit Gent, 2010 69 GOETHALS, J. en PAUWELS, L., ‘Kwantitatieve en kwalitatieve criminologische onderzoeksmethodes: een introductie’, Leuven, Acco, 2008, 53-54 70 KING R. D., en WINCUP, E., (eds.), o.c., Oxford, Oxford University Press, 2008, 104-105 71 WHITE, R., Situating ‘crime prevention: Models, Methods and political perspectives.’ Crime Prevention Studies, Vol 5, 1996, 104 72 HEBBERECHT, P., Cursus Criminaliteitspreventie, Gent, Universiteit Gent, 2010 68
32
hardening’. De doelwitten van delictplegers worden fysiek beschermd. Bij een tweede strategie verhoogt men het betrappingrisico door strengere bewaking en afsluiting. De laatste strategie houdt het verlagen van de beloning voor de delictpleger in. De aanhangers van situationele preventie gaan uit van enkele hypotheses. Ze geloven dat de meeste criminaliteit opportuniteitscriminaliteit is, dat de delictplegers steeds een rationele keuze maken, dat ze meer schrik hebben om betrapt te worden dan van de zwaarte van de straf en dat het veranderen van situationele kenmerken het meest effect heeft op criminaliteit.73
4.3.2 Sociale preventie Het
tweede
type
criminaliteitspreventie
dat
Gilling
onderscheidt,
is
sociale
criminaliteitspreventie. Een korte beschrijving gaven we al onder het stuk ‘kernbegrippen’. Sociale criminaliteitspreventie is vaak gericht op jongeren. Hier zijn twee redenen voor. Veel criminaliteit wordt gepleegd door jongeren. Door zich op deze groep te richten, bereikt men al een groot deel van de (mogelijke) delictplegers. Een tweede reden is dat maar een klein deel van de jongeren echt een criminele carrière gaat uitbouwen. Het is niet de bedoeling om jongeren, die criminaliteit plegen omwille van factoren die verbonden zijn aan hun leeftijd, te stigmatiseren en op die manier aan te zetten hun crimineel gedrag te behouden, maar juist om ze mee te helpen uit de criminaliteit te blijven.74 We plaatsen het totaalbegrip ‘sociale preventie’ op een continuüm. Aan de ene kan staan programma’s waarbij het individu en zijn familie centraal staan. Hier spreekt men van ontwikkelingspreventie. Verder op het continuüm komt men op het niveau van de gemeenschapspreventie. Interventies vinden plaats op het niveau van de wijk of zelfs dat van een stad.75 Aan het andere einde van het continuüm plaatsen we de structurele preventie. Bij de ontwikkelingspreventie gaat men op zoek naar de sociale en sociaalpsychologische oorzaken van criminaliteit (bij jongeren). De nadruk ligt op jongeren omdat uit onderzoek is gebleken dat zij meer gevoelig zijn voor de risicofactoren die kunnen leiden tot delinquentie.76 Men heeft een (nog steeds aangroeiende) lijst opgesteld met risicofactoren. De belangrijkste risicofactoren zijn: geslacht, individuele persoonlijkheid en gedragsfactoren (o.a. hyperactiviteit),
73
CRAWFORD, A., o.c., Londen, Longman, 1998, 66-69 CRAWFORD, A., o.c., Londen, Longman, 1998, 109 75 CUSSON, M., ‘Prévenir la délinquance’, Parijs, Presses universitaires de France, 2009, 89 76 HUCKLESBY, A. en WAHIDIN., A., (eds.), o.c., Oxford, Oxford University Press, 2009, 24-27 74
33
familiale invloeden (o.a. scheidingen), levensomstandigheden (o.a. slechte huisvesting), invloeden in verband met school, groepsdruk en werkgelegenheid. Het is vooral een samenkomst van deze factoren die het risico op crimineel gedrag verhoogt. De beste preventieinterventies grijpen in op meerdere factoren samen.77 Deze interventies zijn er gekomen met de toenemende aandacht voor ontwikkelingscriminologie en het stijgend aantal onderzoeken naar criminele carrières.78 Men moet er wel op letten dat men zich niet enkel focust op de individuen, families of buurten met een hoog risicogehalte. Eveneens is het belangrijk dat men mensen in dezelfde situatie of die met dezelfde nadelen kampen, gelijk behandelt.79 Een opkomende kritiek op de individugebaseerde preventieve methodieken is, dat door de focus op het individu, men de bredere gemeenschaps- en sociale context waarin misdrijven plaatsvinden, uit het oog verliest. Uit criminologisch onderzoek is echter al meermaals gebleken dat de criminaliteitsgraad binnen een gegeven gebied of ‘gemeenschap’, meer is dan het resultaat van een optelsom van individuele criminaliteitsneigingen. Men moet rekening houden dat het niveau van de gemeenschap een geschikt niveau is om aan criminaliteitspreventie te doen.80 Men gaat bij sociale preventie de oorzaken van criminaliteit niet zoeken in de abnormaalheid van een individu. Eerder wordt er bekeken hoe men door in te spelen op de sociale omgeving van het individu een invloed kan uitoefenen op zijn crimineel neigend gedrag.81 Hierop gebaseerd beschouwen we de ontwikkelingspreventie die enkel gericht is op het individu, niet als sociale preventie. Aanhangers van de gemeenschapspreventie hopen dat interventies op het niveau van de gemeenschap een hefboom kunnen zijn naar veranderingen op het niveau van het individu. 82 Ze leggen de nadruk vooral op de link tussen een hoge criminaliteitsgraad en bepaalde buurten, zoals sociale woonwijken. De oorzaak zou dan ergens in de gemeenschap liggen. Het is de bedoeling dat men op zoek gaat naar deze oorzaken om van hieruit oplossingen aan te bieden om deze weg te werken. Eén van die oorzaken zou sociale desorganisatie zijn. In buurten waar dit het geval is, is het onmogelijk controle te hebben over de bewoners en is er een gebrek aan sociale normen en waarden. Sociale desorganisatie zou een gevolg zijn van snelle populatiewisselingen en het in en uit migreren van de binnenstad. 77
CRAWFORD, A., o.c., Londen, Longman, 1998, 110 EVANS, K., o.c., Londen, SAGE Publications Itd, 2011, 17 79 SUTTON, A., CHERNEY, A. en WHITE, R., ‘Crime prevention: Principles, Perspectives and Practices, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 36 80 CRAWFORD, A., o.c., Londen, Longman, 1998, 124 81 EVANS, K, o.c., Londen, SAGE Publications Itd, 2011, 16 82 CUSSON, M., o.c., Parijs, Presses universitaires de France, 2009, 89 78
34
Bij de structurele preventie tenslotte legt men de oorzaak bij materiële deprivatie bij mensen. Ze kunnen niet op een legale manier voldoen aan de eisen van de heersende cultuur omwille van hun materiële gebreken en grijpen naar illegale middelen. Criminaliteitspreventie bestaat dan uit het verminderen van ongelijkheid, het verhogen van de toegang tot levensnoodzakelijke middelen (onderdak, onderwijs e.d.) en er voor zorgen dat iedereen kan deelnemen aan democratische processen die hun leven bepalen. 83 Tot slot moeten we er wel bewust van zijn dat sociale preventie alleen niet volstaat. Het is onmogelijk om al het sociaal onwenselijk gedrag om te zetten in sociaal aanvaardbare bezigheden. De keuze voor een bepaalde preventiemethodiek is afhankelijk van het fenomeen en speelt een belangrijke rol in de effectiviteit van de bestrijding ervan.84 De volgende uitspraak toont dit goed aan: “niet alles heeft dezelfde oorzaken en hangen aan dezelfde zaken vast. En ik sluit niet uit dat situationele preventie op lokaal klein vlak kleine verschillen kan maken.”85
4.4 Conclusie Situationele preventie vindt zijn oorsprong in de bestuurlijke criminologie. Bij deze theorie benadrukt men het belang van het verband tussen situationele factoren en het plegen van misdrijven of de kans om slachtoffer te worden. De aanhangers geloven dat mensen kiezen voor criminaliteit na een kosten-batenanalyse. Sociale preventie daarentegen is gebaseerd op drie preventietheorieën. Een eerste is ontwikkelingspreventie dat zijn oorsprong vindt in de individueel neo-positivistische criminologie. Bij de ontwikkelingspreventie gaat men op zoek naar de sociale en sociaalpsychologische oorzaken van criminaliteit en staat het individu en zijn familie centraal. Gemeenschapsgerichte preventie is de tweede theorie en deze is gebaseerd op sociaalpositivistische criminologie. De grondgedachte hier is dat interventies op het niveau van de gemeenschap een hefboom kunnen zijn naar veranderingen op het niveau van het individu. Men richt zich naar buurten en wijken of zelfs naar een volledige stad. Tot slot is er nog structurele preventie dat voortkomt uit radicale theorieën. Hierbij legt men de oorzaken van criminaliteit bij de structurele sociale verdelingen en ongelijkheden in de maatschappij. De oplossing moet men
83
HUCKLESBY, A. en WAHIDIN., A., (eds.), o.c., Oxford, Oxford University Press, 2009, 24-27 SUTTON, A., CHERNEY, A. en WHITE, R., o.c., Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 42 85 Citaat uit: COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 84
35
gaan zoeken in fundamentele sociale veranderingen en bij het geven van sociale rechten en meer beslissingskracht bij het grootste deel van de bevolking. Enkel sociale preventie volstaat niet om al het crimineel gedrag te voorkomen. Een combinatie met situationele preventie lijkt aangewezen.
36
5
Een vergelijking in de sociaal preventieve aanpak van de vier steden
5.1 Inleiding In dit hoofdstuk bespreken we stad per stad de jeugddelinquentie en de aanpak ervan. Tevens onderzoeken we per stad welke (f)actoren een rol spelen bij de methodiekbepaling en hoe groot de invloed is van deze (f)actoren. Het laatste deel van dit hoofdstuk, ’een vergelijking in de sociaal preventieve aanpak van de vier steden’, vormt als het ware één grote conclusie. We brengen de resultaten uit de vier steden samen en vergelijken de steden met elkaar.
5.2
Jeugddelinquentie en de aanpak ervan in Gent
5.2.1 Kenmerken stad Gent is de provinciehoofdstad van Oost-Vlaanderen en telt 243.366 inwoners (01/01/2010) voor een oppervlakte van 156,18 km2 (cijfer 2009). Dit geeft een bevolkingsdichtheid van 1.558 inwoners per km2. 18,87 % van de inwoners heeft een leeftijd van 0 tot en met 17 jaar (cijfer 01/01/2008).86 Gent is naast een toeristenstad eveneens een studentenstad (meer dan 65.000 studenten). De politieke meerderheid (2007-2012) wordt in Gent gevormd door een coalitie van SP.A – Open VLD – Pro Gent en staat onder leiding van burgemeester Daniël Termont (SP.A). Tot einde 2008 vormden SP.A en VL.Pro een kartel maar dit werd opgeblazen. 87 De samenstelling van het college van burgemeester en schepenen ziet er als volgt uit: 6 personen uit de partij SP.A, 4 van de partij Open VLD en 1 persoon uit de partij Pro Gent. De samenstelling van de gemeenteraad: 15 leden van SP.A, 11 van Open VLD, 2 van Pro Gent, 9 van Vlaams Belang, 6 van CD&V, 6 van Groen!, 1 van N-VA en 1 onafhankelijke.88 Van 2001 tot 2006 werd deze meerderheid gevormd door SP.A – VLD – VU onder leiding van Frank Beke (SP.A).89 De dienst Lokale Preventie en Veiligheid (DLPV) staat in voor de coördinatie van het Strategisch Veiligheids- en Preventieplan van Gent.
90
DLPV is een onderdeel van de Afdeling Beleid
Internationale en Subsidies (ABIS). ABIS zelf is een onderdeel van het Departement Stafdiensten van de stad Gent.91 De eindverantwoordelijkheid voor het SVP ligt bij de burgemeester, die
86
X, (z.d.), ‘Gent’, [WWW], Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gent [02/06/2011] X, (27/11/2008), ‘Coalitie niet in gevaar door opblazen kartel SP.A – VL.Pro’, [WWW], Nieuwsblad: http://www.gent.be/eCache/THE/2/142.html [02/06/2011] 88 X, (z.d.), ‘Bestuur/stadsbestuur’, [WWW], Gent: http://www.gent.be/eCache/THE/2/142.html, [02/06/2011] 89 DECLERCK, E., ‘Gentse gebiedsgerichte werking: alternatief voor districten?’, Gent, 2005, 35p. (paper) 90 X, (z.d.), ‘Bestuur/stadsdiensten’, [WWW], Gent: http://www.gent.be/eCache/THE/1/39/914.html [02/06/2011] 91 PELCKMANS, D., stad Gent, DLPV (Pelckmans Dieter)’, Gent, april 2010, 48p., (stageverslag) 87
37
tevens medeverantwoordelijke is over onder andere de politiezone Gent.92 Jaarlijks wordt er een bedrag van 2.461.098 euro toegekend aan de stad Gent in het kader van het SVP.93
Figuur 2:: Organogram van de werking rond het SVP in Gent.
5.2.2
Jeugddelinquentie delinquentie en jongerenproblemen jongeren
In België zijn er nauwelijks betrouwbare cijfers over jeugddelinquentie beschikbaar94 en dit is voor Gent niet anders. Veel zou er evenwel in Gent de laatste jaren niet veranderd zijn op vlak
92
X, (z.d.), ‘Bestuur/stadsbestuur’, [WWW], Gent: http://www.gent.be/eCache/THE/2/142.cmVjPTQwMTk5.html nt.be/eCache/THE/2/142.cmVjPTQwMTk5.html [02/06/2011] 93 SVP Gent 94 GOEDSEELS, E., VANNESTE, CH. En DETRY, I., ‘ Gerechtelijke statistieken inzake jeugddelinquentie en jeugdbescherming: een (grote) stap vooruit’, Panopticon, 2005, 56-58
38
van jeugddelinquentie.
95
Enkel op het gebied van spijbelgedrag zijn er concrete cijfers
beschikbaar. In het schooljaar 2004-2005 was 1,3 % van de leerlingen van ongeveer 14 à 15 jaar uit het voltijds onderwijs ten minste 30 halve dagen ongewettigd afwezig. In het schooljaar 2001-2002 was dit nog 0,9 %. Het percentage leerlingen van 16 tot 18 jaar uit het deeltijds secundair onderwijs die minstens 20 halve dagen ongewettigd afwezig waren is 51,4 %. Deze cijfers vallen niet te vergelijken omdat men verschillende criteria heeft gehanteerd.96 Vervolgens geven we een tabel weer met een overzicht van opgevolgde feiten. Het gaat hier enkel om feiten gepleegd in Gentse scholen en het geeft ons dus geen beeld van het aantal feiten gepleegd in Gent. Tabel 1: Overzicht opgevolgde feiten gepleegd in de Gentse scholen. 97
5.2.3 Lokale aanpak Er zijn in Gent heel wat diensten die met jongeren werken en dit op zowel preventieve, diensten hulpverlenende als repressieve manier. De Dienst Lokale Preventie en Veiligheid van de stad Gent werkt projectmatig en werkt zowel preventief, curatief als repressief. Binnen deze dienst heb je
een drugcoördinator,
een horecacoach,
een casemanager Telealarm,
een
jongerenpreventiecoach en het Project Alternatieve Sancties. Tevens coördineert en zorgt de dienst voor de uitwerking van het Strategisch Veiligheids- en Preventieplan van Gent waarbij nog 95
COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 COLLE, P., persoonlijke mededeling, 19 mei 2011 97 X, (1/03/2011), jaarverslag 2010, [WWW], lokale politie Gent: http://www.lokalepolitie.be/sites/5415/images/stories/pdf/JV2010/index.htm [21/07/2011] 96
39
vele andere partners betrokken zijn.98 De politiezone Gent heeft een volwaardige jeugd- en gezinszorg uitgebouwd waarbinnen twee diensten een grote rol spelen op het vlak van preventie tot repressie en alles daartussen: als eerste de Maatschappelijke Cel met haar sociale consulenten en de nieuwe unit ‘Jeugdcriminaliteit’ bij de lokale recherche. Deze unit concentreert zich vooral op de volgende feiten: diefstallen met geweld, steaming, opzettelijke slagen, druggebruik en – dealing op straat. Verder voeren ze onderzoeken naar gepleegde feiten, volgen ze hardekernjongeren en veelplegers op en zorgen ze voor toezicht op plaatsen waar veel probleemjongeren samenkomen. En ten tweede is er de coördinator jeugdcriminaliteit van de lokale recherche. De coördinator vormt een aanspreekpunt voor scholen en voor minderjarige verdwijningen, organiseert de controles op huisarrest en de acties om het spijbelen tegen te gaan, adviseert netwerkpartners en ontwikkelt tot slot een plan van aanpak voor een proactieve werking naar minderjarigen toe.99 Men wil in Gent integraal werken rond jeugddelinquentie aan de hand van het driesporenbeleid (preventie, curatie en repressie). Om de afstemming en samenwerking tussen deze drie ‘sporen’ te verbeteren heeft men de laatste jaren enkele nieuwigheden ontwikkeld. Voor preventie zijn dit de preventieteams binnen de bijzondere jeugdbijstand (Vlaams niveau, 2004) en de jongerenpreventiecoach bij DLPV van de stad Gent (2008). Voor repressie zijn er in 2006 parketcriminologen in het gerechtelijk arrondissement Gent gekomen en was er de opstart van de eerder vermelde coördinator jeugdcriminaliteit, tevens in 2006. Voor curatie ten slotte heeft men op Vlaams niveau het strategische traject ‘integrale jeugdhulp’ ontwikkeld (2002).100 Om spijbelen tegen te gaan zijn er heel wat acties ondernomen. De scholen en de CLB’s maken zelf stappenplannen om spijbelen aan te pakken en worden hierbij ondersteund door het in 2007 opgestarte Steunpunt Leerrecht- en Leerplichtbegeleiding. Dit staat ingeschreven in het SVP 2007-2010 van Gent en wordt later besproken. Eveneens heeft de stad in 2006 de actie Deeltijds@Work ontwikkeld binnen de Centra voor Deeltijds Onderwijs en heeft het allerlei acties opgericht in het kader van het jeugdwerkloosheidplan “Bruggen naar werk”. Tot slot zijn er in Gent nog private initiatieven die werken met spijbelende jongeren, maar eveneens andere
98
X, (z.d.), ‘Bestuur/stadsdiensten’, [WWW], Gent: http://www.gent.be/eCache/THE/1/39/914.html [02/06/2011] 99 X, (1/03/2011), jaarverslag 2010, [WWW], lokale politie Gent: http://www.lokalepolitie.be/sites/5415/images/stories/pdf/JV2010/index.htm [21/07/2011] 100 COLLE, P., persoonlijke mededeling, 19 mei 2011
40
vaak voorkomende problemen op school aanpakken.101 Het time-out project on@break2, dat ondersteund wordt door de Vlaamse Overheid en de stad Gent, is hier een voorbeeld van.102
5.2.4 Repressiebeleid De politie speelt een belangrijke rol wanneer het om een repressieve aanpak van jeugdcriminaliteit gaat. Onder andere de eerder vermelde coördinator jeugdcriminaliteit en de Unit ‘Jeugdcriminaliteit’ bij de lokale recherche die zich vooral toelegt op de ‘als Misdrijf Omschreven Feiten’, ‘Problematische Opvoedingssituaties’ en verdwijningen van minderjarigen, vormen een onderdeel van de politie. De sociale consulenten van de Maatschappelijke Cel treden repressief op tegen spijbelen. Als laatste stap kunnen zij zelfs een PV opstellen voor de hardnekkige spijbelaars.103 Er is sinds 1 mei dit jaar in elke politiewijk in Gent een jeugdpolitieinspecteur. Deze gaat zowel repressief (schrijven van pv’s) als preventief (contacten leggen met jongeren) te werk.104 Het PAS is eveneens een repressieve maatregel. PAS staat voor ‘Project Alternatieve Sancties’ en is bedoeld om een gepaste werkplaats te zoeken voor personen die veroordeeld zijn tot een autonome werkstraf. Dit project werkt echter zelden samen met jongeren.105 Verder is er nog justitie dat repressief optreedt maar dat wordt vooral georganiseerd door bovenlokaal niveau.106
5.2.5 Preventiebeleid Het preventiebeleid in Gent pakt zowel de criminaliteit als de overlast aan.107 Een deel van het preventiebeleid wordt georganiseerd op het federale en Vlaamse niveau. Zo werkt het CAW op het Vlaamse niveau onder meer rond preventie. De Dienst Lokale Preventie en Veiligheid van de stad Gent staat in voor een groot deel van de coördinatie en uitwerking van preventieprojecten in de stad Gent. De jongerenpreventiecoach werkt specifiek rond preventie van criminaliteit bij jongeren. Een belangrijke factor in het preventiebeleid in Gent is het Strategisch Veiligheids- en Preventieplan 2007-2010, dat onder de verantwoordelijkheid valt van DLPV en waarin vele
101
COLLE, P., persoonlijke mededeling, 19 mei 2011 X, (z.d.), [WWW], onabreak: http://www.onabreak2.be/index.html [03/06/2011] 103 COLLE, P., persoonlijke mededeling, 19 mei 2011 104 COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 105 X, (z.d.), ‘Leven/veiligheid, [WWW], Gent: http://www.gent.be/eCache/THE/2/142.html, [03/06/2011] 106 COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 107 COLLE, P., persoonlijke mededeling, 19 mei 2011 102
41
projecten staan vermeld ter preventie van criminaliteit.108 Ondanks het gegeven dat de lokale politie vooral repressief te werk gaat hebben ze ook een aandeel in de preventie van criminaliteit. De preventiecel van de politie voorziet onder meer een preventieshop waar een grote hoeveelheid aan informatie en tips kan gevonden worden. Tevens worden er op de website tal van tips gegeven hoe men kan voorkomen dat men slachtoffer wordt van diefstal of inbraak.109 Het CAT preventiehuis in Gent probeert moeilijkheden die gepaard gaan met middelenmisbruik te voorkomen. Enkele projecten van het time-out project on@break2 hebben eveneens een preventieve insteek.110
Structuur SVP Het is de Dienst Lokale Preventie en Veiligheid, met aan het hoofd de preventieambtenaar, die instaat voor de coördinatie van het SVP van Gent. De fenomenen die in het SVP behandeld worden zijn: intrafamiliaal geweld, inbraak, geweld in het openbaar vervoer, jeugdcriminaliteit, schoolverzuim
en
sociale
overlast.
Geweld
in
het
schoolmilieu,
druggerelateerde
maatschappelijke overlast, gauwdiefstal, winkeldiefstal, fietsdiefstal, diefstal van en in auto’s, geweld tijdens evenementen en publieke gebeurtenissen, afpersing en diefstal door middel van list worden niet als een apart fenomeen behandeld.111 Voor de uitvoering van de projecten is er veel samenwerking met andere partners: vzw Jong, CAT, scholen, e.d. (Bijna) alle algemene campagnes zijn onder andere gericht op jongeren, daarom is een afbakening noodzakelijk en behandelen we enkel projecten waarbinnen jongeren een specifieke doelgroep zijn.
Sociaal preventieve projecten per fenomeen In dit gedeelte kijken we per fenomeen of hier sociale preventieve projecten aanwezig zijn. We baseren ons hiervoor op de definitie van sociale preventie die we eerder hebben opgesteld en vermelden enkel projecten die gericht zijn op jongeren. Jeugdcriminaliteit Grote media-aandacht voor enkele ophefmakende incidenten en signalen uit het werkveld hebben er voor gezorgd dat jeugdcriminaliteit een prioritair fenomeen is in het SVP van Gent. Er is een enorme diversiteit aan jeugddelinquentie en dit uit zich in de operationele doelstellingen van het SVP. Hierdoor is een integrale aanpak noodzakelijk. Het gepast en met zorg aanpakken 108
X, (z.d.), ‘Leven/veiligheid, [WWW], Gent: http://www.gent.be/eCache/THE/2/142.html, [03/06/2011] X, (z.d.), Preventie, [WWW], lokale politie Gent: http://www.lokalepolitie.be/5415/preventie.html [03/06/2011] 110 X, (z.d.), [WWW], onabreak: http://www.onabreak2.be/index.html [03/06/2011] 111 SVP Gent 109
42
van potentiële delinquente jongeren en het verbeteren van welzijn in hun omgeving kan probleemgedrag bij jongeren voorkomen of verminderen. De doelstellingen uit het SVP wijzen op een geïntegreerde en integrale aanpak van de problemen met initiatieven die zowel gericht zijn op preventie als op repressie en nazorg.112 De algemene doelstelling bij het fenomeen jeugdcriminaliteit luidt als volgt: het voorkomen, aan het licht brengen en verminderen van jeugdcriminaliteit en/of de onveiligheidsgevoelens met betrekking tot jeugdcriminaliteit. Verschillende projecten staan in voor de uitvoering van de doelstelling ‘het verminderen van het risicogedrag’. Een eerste is de aanwezigheid van jeugdconsulenten bij de Maatschappelijke Cel van Politiezone Gent.113 Zij staan in voor de aanpak van hardnekkige spijbeldossiers, geven bijstand bij POS en MOF-situaties en zij ondersteunen de politie in hun hulpverlening naar de cliënt toe. Het gaat hier vooral om repressie en hulpverlening en niet om preventie. Dit project wordt daarom niet als sociaal preventief beschouwd.114 Een
tweede
project
zijn
de
trajectbegeleidingen
voor
risicojongeren
binnen
het
jeugdwelzijnswerk van vzw Jong.115 Hiermee voorziet men een buurtgebonden, laagdrempelig aanbod voor jongeren tussen de twaalf en de achttien jaar. Men gaat trachten de band tussen de jongeren en de eerstelijnszorg terug te herstellen. Essentieel hierbij is wederzijds vertrouwen en respect, zowel tussen de jongere en de vertrouwenspersoon als tussen de partners in het werkveld. Trajectbegeleiding is een sociaal preventief project omdat men de potentiële jeugddelinquenten meer bij de maatschappij tracht te betrekken. De begeleiders gaan er van uit dat de risico’s vaak mee bepaald worden door de context en ze gaan daarom proberen op het individu in te werken door zijn sociale context erbij te betrekken. Er zijn tal van (risico)factoren die een rol spelen en het is aan de jongere zelf om deze uiteindelijk te kunnen controleren.116 Het CAT voorziet projecten die instaan voor het bereiken van verschillende operationele doelstellingen (‘het organiseren van life-skill training voor risicojongeren’, ‘het organiseren van een vroeginterventie-aanbod voor risicojongeren’, ‘Het ondersteunen van intermediairen en het tussen vrienden bespreekbaar maken van beginnend drugsmisbruik’). De acties maken deel uit van de volledige alcohol- en drugwerking van het CAT maar zijn volledig aangepast aan de noden rond drugpreventie in de stad Gent. Voor de stad Gent heeft het CAT vier doelstellingen 112
SVP Gent SVP Gent 114 COLLE, P, persoonlijke mededeling, 14 april 2011 115 SVP Gent 116 COLLE, P, persoonlijke mededeling, 14 april 2011 113
43
vooropgesteld: het aansporen tot nadenken over het gebruik en houding ten opzichte van genotsmiddelen, verhogen van de competentie bij personen uit de sociale context van de jongeren om met het probleem om te gaan, voorkomen dat het probleem escaleert en de jongeren helpen in het ontwikkelen van life-skills voor wanneer ze in een kwetsbare situatie terechtkomen. Drie strategieën werden ontwikkeld om hieraan te kunnen voldoen.
Een eerste strategie was basispreventie en netwerking waarbij aangepaste informatie werd verleend aan de (potentiële) gebruiker of mensen uit zijn/haar omgeving. Aan de hand van deze informatie leren personen, zowel mensen uit de gebruiker zijn directe omgeving als mensen uit sectoren die hiermee in aanmerking komen, omgaan met het drugsfenomeen. Door netwerken op te bouwen tussen verschillende partners wou men tot een geïntegreerde preventieve aanpak komen. Deze actie is in 2007 echter ten einde gelopen.
117
Omdat het hier meer om het
aanbieden van informatie gaat, om meer beleidsmatige samenwerking en niet om interventies met de jongeren zelf beschouwen we deze actie ook niet als sociaal preventief.
Voor het organiseren van life-skill training voor risicojongeren heeft men de strategie Machtig! in het leven geroepen.118 Met dit programma tracht men er voor te zorgen dat jongeren meer greep krijgen op hun gedrag in risicosituaties (vooral deze die gelinkt zijn aan drugsmisbruik). Men werkt met een FERMe aanpak waarbij men de jongeren zowel op Fysiek, Emotioneel, Rationeel als Motiverend vlak wil versterken. Dit alles wordt afgewerkt door middel van een groepsproces aan de hand van zes sessies, die wekelijks kunnen doorgaan of binnen een weekproject worden afgewerkt, en zijn bedoeld voor het secundair onderwijs en dan vooral op DO-, BSO- en TSO-scholen.119 Men werkt door dit programma in op risicofactoren die vaak kunnen leiden tot delinquentie (hier meer gericht op drugsdelicten) zoals gebrek aan zelfvertrouwen, groepsdruk, invloeden van omgeving, e.d. Dit doet men aan de hand van groepsessies die vaak ook een positieve invloed hebben op de klassfeer van de deelnemende groep. We zien dit als een sociaal preventief project.
Een derde strategie die het CAT organiseert is vroeginterventie en komt tegemoet aan de doelstelling ‘het organiseren van een vroeginterventie-aanbod voor risicojongeren’. Hierbij wil men ingrijpen voor het probleem geëscaleerd is. Dit tracht men te doen door de omgeving te 117
COLLE, P, persoonlijke mededeling, 14 april 2011 SVP Gent 119 COLLE, P, persoonlijke mededeling, 14 april 2011 118
44
betrekken bij de probleemwording en de wijziging van probleemgedrag, door persoongericht te werken en niet met structurele omkadering en door de doelgroep meer mogelijkheden aan te bieden. Vaak gaat het om jonge gebruikers (die nog geen begeleiding hebben gekregen voor hun gebruik en het gebruik nog niet als problematisch aanzien) waarvan de omgeving de probleemsituatie aanmeldt bij het CAT-Infopunt. Omdat de omgeving betrokken wordt bij het bereiken van de doelstelling die men beoogt te behalen met de jongeren (het verantwoord leren omgaan met genotsmiddelen en verantwoordelijk leren zijn voor zijn/haar eigen gedrag) beschouwen we dit als een sociaal preventief project.120
Er worden sensibiliseringsacties georganiseerd naar jongeren toe rond risicogedrag. Sensibilisering valt niet onder de definitie van sociale preventie.121
Een laatste actie die in Gent aanwezig is om de algemene doelstelling rond jeugddelinquentie te bereiken is de Actie Jongeren en Preventie door DLPV en de jeugddienst van Gent. Deze actie wil de onveiligheidsgevoelens waarmee kinderen geconfronteerd worden maar eveneens die ze zelf veroorzaken, aanpakken op een integrale manier. Dit wil zeggen met oog voor diverse levensdomeinen en acties op verschillende niveaus. Men levert inspanningen naar de volledige doelgroep van jongeren maar tevens in het bijzonder gericht naar jongeren in achterstellingsituaties, waarbij men tracht op structurele wijze de leefomstandigheden en directe leefomgeving ervan te verbeteren.122 Men grijpt in op de verschillende levensdomeinen bij jongeren en probeert de ongelijkheid weg te werken door jongeren in achterstellingsituaties te ondersteunen. We zetten deze actie onder de noemer sociale preventie. Schoolverzuim Het fenomeen schoolverzuim wordt als apart fenomeen in het SVP beschreven omwille van de toenemende gevoeligheid voor jeugdcriminaliteit en door de signalen uit het werkveld. Omdat spijbelen soms gepaard gaat met delinquentie en soms ook niet is een integrale aanpak van de problematiek noodzakelijk, zowel gericht op preventie, als op repressie en nazorg. ‘Het voorkomen, aan het licht brengen en verminderen van schoolverzuim en/of de
120
COLLE, P, persoonlijke mededeling, 14 april 2011 SVP Gent 122 COLLE, P, persoonlijke mededeling, 14 april 2011 121
45
onveiligheidsgevoelens met betrekking tot schoolverzuim’ geldt als de algemene doelstelling voor dit fenomeen.123 De actie jeugdconsulenten bij de Maatschappelijke Cel van de Politiezone Gent ondersteunt de integrale aanpak van spijbelen. Dit project werd al eerder besproken en wordt niet als een sociaal preventief project gezien. Het project trajectbegeleiding voor risicojongeren, de actie Machtig! en de actie Jongeren en Preventie staan eveneens mee in voor het behalen van de doelstellingen rond het fenomeen schoolverzuim.124 Deze werden eerder besproken en sociaal preventief bevonden. Op vraag van actoren uit het werkveld is men enkele jaren geleden een overleg gestart rond spijbelen. Hieruit is het Steunpunt Leerrecht- en Leerplichtbegeleiding voortgekomen dat werkt rond waarneembaar spijbelgedrag maar eveneens gaat proberen structurele veranderingen teweeg te brengen om op lange termijn effecten te bekomen. Een van de strategieën die men hiervoor gaat gebruiken is een integrale leerlingenbegeleiding dat vertrekt van het principe leerrecht voor alle jongeren. De doelstelling ‘het ondersteunen van leerlingenbegeleidingen binnen een integrale aanpak’ verwijst hier naar en wordt ingevuld door de steunpuntcoaches. Zij gaan zowel de begeleiders op verschillende vlakken coachen, vormen een brugfunctie naar andere hulpverlening en het geven van vormingen. De coaches zijn vooral een tweede- en derdelijnsondersteuning en gaan zelf geen casusbegeleidingen op zich nemen. Het einddoel is structurele veranderingen aanbrengen in de werking van leerlingenbegeleiding om zo het leerrecht van alle jongeren beter tot uiting te laten komen.125 Op deze manier wil men de (potentiële) jeugddelinquenten meer bij de maatschappij betrekken door socialiserende werkingen te ondersteunen. Dit valt binnen de definitie van sociale preventie omdat het gaat om structurele preventie. Sociale overlast Wanneer men het over sociale overlast heeft, heeft men het over de factoren die leiden tot onveiligheidsgevoelens bij de bevolking en die leiden tot allerhande klachten. In Gent zijn er twee elementen, de groeiende diversiteit aan sociale groepen en de verschillende stedelijke functies van Gent, die zowel een verrijking zijn als een verhoogde kans op spanningen teweeg brengen. Hier bovenop vindt er een stijgende individualisering plaats en er is spraken van een
123
SVP Gent SVP Gent 125 COLLE, P, persoonlijke mededeling, 14 april 2011 124
46
minder sterk sociaal weefsel. Ook de kwaliteit van de fysische leefomgeving speelt zijn rol bij het ontstaan van onveiligheidsgevoelens. De algemene doelstelling (‘Het voorkomen, aan het licht brengen en verminderen van sociale overlast en/of de onveiligheidsgevoelens met betrekking tot sociale overlast’) en de strategische doelstelling (‘een geïntegreerde en integrale aanpak bevorderen’) van dit fenomeen baseren zich op vier acties: op een actieve manier omgaan met sociale conflicten op het niveau van de buurt, het opstellen van een lokaal drugbeleid door private en publieke partners, het verhogen van de sociale veiligheid door samenlevingsopbouw en een driesporenbeleid om de zintuiglijke kwaliteit van de fysieke leefomgeving te verbeteren.126 Vzw Jong zorgt ervoor dat het project Jeugdactivering in goede banen loopt en is hiervoor actief in verschillende wijken. De twee hoofddoelstellingen van dit project zijn het aanzetten van kinderen, jongeren en tieners tot het nemen van initiatieven in hun vrije tijd of naar het jeugdwerk toe en ten tweede het zelf aanbieden van activiteiten vanuit het idee van buurtgericht werken. Tevens gaat men bemiddelen bij conflicten, ouders en buurtbewoners bij het jeugdaanbod betrekken en mensen mobiliseren tot vrijwilligerswerk bij vzw Jong. Men gaat de problematiek rond jongeren in deze achtergestelde buurten integraal benaderen en zo proberen om structurele verbeteringen door te voeren in hun leefomstandigheden en hun direct omgeving.127 Dit project kunnen we op het hele continuüm van sociale preventie plaatsen. Het is zowel gericht op het versterken van het individu (o.a. ontplooiing van talenten via eigen initiatieven), als naar bepaalde buurten met een hoge last van sociale overlast (het gaat vooral om wijken uit de negentiende-eeuwse gordel die gekenmerkt worden door een aantal achterstellingmechanismen en zo zeer gevoelig zijn voor criminaliteit). Tot slot wil men proberen structurele veranderingen aan te brengen. Dit project valt onder onze definitie van sociale preventie en is eveneens gericht op jongeren (al is het wel in een bredere definitie: tot 25 jaar). De continuïteit van de projecten Het project Jeugdconsulenten bij de Maatschappelijke Cel is in 2000 opgericht met middelen van grootstedenbeleid.128 Vanaf 2002 kunnen scholen en Centra voor Leerlingbegeleiding ze inschakelen bij de aanpak van de spijbelproblematiek.129 Bij de verschuiving van de projecten tussen de verschillende fondsen is deze actie voor eerst opgenomen in het SVP van Gent bij het 126
SVP Gent COLLE, P, persoonlijke mededeling, 14 april 2011 128 COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 129 COLLE, P, persoonlijke mededeling, 14 april 2011 127
47
plan van 2007-2010.130 Trajectbegeleiding voor risicojongeren door vzw Jong is in 2002 opgericht en heeft altijd binnen de SVP’s van Gent gezeten.131 In 2007 is hier een arbeidswerkbegeleidster aan toegevoegd.132 De strategie ‘basispreventie en netwerking’, dat mee vanuit het CAT werd georganiseerd, is sinds 2008 uit het SVP Gent verdwenen.133 Het programma ‘Machtig!’ stond reed in het vorige contract ingeschreven en er is niets aan de methodiek veranderd. Dit project is gebaseerd op het Nederlandse project ‘Rots & Water.134 Het programma ‘Vroeginterventie’ is een verderzetting van de werking van de dienst drugpreventie bij de stad Gent en loopt al sinds het oprichten van de veiligheidscontracten, net zoals het programma ‘Machtig!’.135 De actie ‘Jongeren en Preventie’ is er eveneens in 2007 bijgekomen na het vrijkomen van middelen door de verschuivingen die er gebeurd zijn tussen de fondsen onderling.136 Het steunpunt Leerrecht & Leerplichtbegeleiding en de bijhorende steunpuntcoaches zijn in 2007 opgericht binnen het SVP 2007-2010.137 ‘Jeugdactivering’ bij vzw Jong bestaat al sinds het ontstaan van de veiligheidscontracten.138 Conclusie In Gent zijn het grootste deel van de projecten gericht op jongeren sociaal preventieve projecten. Er is de trajectbegeleiding van vzw Jong, de actie Machtig! en vroeginterventie, de actie jongeren en preventie, de steunpuntcoaches en jeugdactivering van vzw Jong. Opvallend is dat men in vier van deze zes projecten risicojongeren of potentiële jeugddelinquenten als doelgroep heeft. De twee andere projecten richten zich enkel ofwel in het bijzonder op jongeren in een achterstellingsituatie of uit achtergestelde buurten. Wie of wat men buiten de jongeren zelf erbij betrekt is verschillend van project tot project. Het gaat hier over: de sociale context, risicofactoren, omgeving, verschillende levensdomeinen of sociale werkingen. Er wordt gebruik gemaakt van allerlei soorten technieken en processen, van persoonsgericht werken tot groepsprocessen en zelfs structurele veranderingen. De actie ‘jongeren en preventie’ en het
130
COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 COLLE, P, persoonlijke mededeling, 14 april 2011 132 COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 133 COLLE, P, persoonlijke mededeling, 14 april 2011 134 X, (z.d.), Machtig!, [WWW], CGG Eclips vzw: https://sites.google.com/a/cggeclips.be/eclips/drugpreventie_en_verslavingszorg/preventie/jongeren/machtig [08/06/2011] 135 COLLE, P., persoonlijke mededeling, 9 juni 2011 136 COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 137 X, (z.d.), ‘Bestuur/stadsbestuur’, [WWW], Gent: http://www.gent.be/eCache/THE/2/142.cmVjPTQwMTk5.html [02/06/2011] 138 COLLE, P., persoonlijke mededeling, 9 juni 2011 131
48
steunpunt leerrecht & leerplichtbegeleiding met haar bijhorende steunpuntcoaches zijn nieuw in het SVP. Buiten deze sociaal preventieve projecten zijn er drie andere acties gericht naar jongeren ingeschreven in het SVP, waarvan er één in 2008 uit het SVP geschrapt is.
De methodiekbepaling Er zijn verschillende factoren en actoren die mee de methodiek bepalen die in bepaalde projecten wordt gebruikt. De ene heeft al een meer doorslaggevende invloed dan de ander. In Gent heeft men bij de opstart van het toenmalige veiligheidsplan in ’92 – ’93 gekozen voor een sociaal preventieve invulling en dat is er tot nu toe altijd in gebleven. Deze keuze werd destijds gemaakt door een samenspel van mensen: de stadsadministratie, politici en politie. Vooral de burgemeester en de schepen van sociale zaken hadden hier hun invloed in. Uiteraard hebben er na verloop van tijd veranderingen plaatsgevonden onder invloed van allerhande factoren maar het basisprincipe is ongeveer hetzelfde gebleven.139 De gehanteerde methodieken in Gent zijn meestal voortgekomen uit verschillende interacties tussen allerhande actoren en factoren. Enerzijds zijn er de noden en behoeften op het veld, dat gaat over incidenten, signalen van organisaties en bewonersbewegingen. Anderzijds is er de administratie (stadsdienst DLPV) die met de projecten (coördinatoren en veldwerkers) of met andere diensten (bv. jeugddienst) of organisaties (politie, welzijnswerk, ...) samen methodieken uitwerken. Dit gaat meer om interactie tussen verschillende beleidsdomeinen. Maar ook het bestuur (de politiek) is een actor die zijn rol hierbinnen speelt. Deze interacties vinden vaak plaats in de vorm van stuurgroepen of netwerken en deze hebben een steeds groter wordende invloed op de methodiekbepaling. In die stuurgroepen zijn alle domeinen vertegenwoordigd.140 We bespreken hieruit de belangrijkste actoren en hun effectieve invloed. Lokale veiligheidsdiagnostiek Bij de invoering van de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen was één van de belangrijkste veranderingen de opmaak van een lokale veiligheidsdiagnostiek. Elke stad was verplicht een LVD op te stellen. Op basis van de resultaten worden de operationele doelstellingen,
de
indicatoren
en
de
te
verwachten
resultaten
ingevuld.
141
De
veiligheidsdiagnostiek is in Gent opgesteld maar men heeft hier niet veel belang aan gehecht
139
COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 141 VVSG, (z.d.) ‘VVSG vraagt dringend duidelijkheid over SVPP!’, [WWW], VVSG: http://www.vvsg.be/VEILIGHEID/GEMEENTELIJKVEILIGHEIDSBELEID/Pages/SVPP.aspx [25/05/2011] 140
49
(“Ja, ik moest dat maken voor Brussel, maar de facto zijn dat wat verhalen over wat er loopt en wat loopt er niet”). Cijfers in het algemeen, o.a. de Veiligheidsdiagnostiek, vormen eerder een vertrekpunt van discussie.142 Uit bijvoorbeeld de Veiligheids- en Leefbaarheidmonitor verkrijgt men informatie over wat er leeft bij de bevolking, het onveiligheidsgevoel bij kinderen.143 Cijfers zijn belangrijk om de interactie tussen verschillende partners, actie en reactie, in kaart te brengen. Zo heeft men iets om op te staan. Voor media zijn cijfers wel zeer belangrijk en ook politici maken graag gebruik van cijfers om hun opvattingen te ondersteunen.144 Mensen op het terrein (veldwerkers – coördinatoren) Signalen uit het werkveld hebben mee invloed gehad op de keuze voor de fenomenen die men in het SVP Gent heeft gezet. Zo gaven deze signalen aan dat spijbelen en jeugdcriminaliteit uiterst relevant en actuele thema’s waren (en zijn) voor het SVP 2007 -2010.145 Vaak worden de methodieken opgesteld door een samenwerking tussen de projecten zelf (coördinator en/of veldwerker) en de administratie (DLPV). Hierbij speelt het inzicht in de sterktes en zwaktes van een bepaalde methodiek een grote rol. Dit verkrijgt men door te kijken naar resultaten bij anderen of door te leren uit eigen mislukkingen. De dominante actoren van de verschillende beleidsdomeinen (bijvoorbeeld gezondheid en preventie) bespreken onderling de inhoud ervan. Toch mogen we het belang van de projectmedewerkers niet overschatten. Het is de administratie die op het terrein bewust gesprekpartners zoekt, die op eenzelfde lijn zitten qua methodiek en ideeën, om daar mee een coalitie aan te gaan om project uit te werken. Op het terrein zijn er soms spanningen en verschillende ideeën tussen verschillende organisaties en het is de administratie die de keuze voor een bepaalde denklijn bepaalt. Dit omdat zij over de nodige knowhow en de relaties met de geldschieters beschikken. Maar de waarde van de projectmedewerkers helemaal als onbelangrijk aanzien is zeker ook niet juist, zonder steun uit het veld is het onmogelijk om iets te organiseren en te laten werken. 146 “maar je moet wel steun vinden in het veld, je kunt niet zo out of the blue iets lanceren”.147 Administratie “Onder impuls van de Preventiedienst is er in 2008 een stuurgroep samengesteld. We hebben de stuurgroep in 2009 voortgezet om de methodiek verder te verfijnen.” Dit citaat komt uit het 142
COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 COLLE, P, persoonlijke mededeling, 14 april 2011 144 COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 145 SVP Gent 146 COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 147 Citaat uit: COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 143
50
verslag van het project jeugdactivering en geeft goed weer wat de rol van DLPV is. Zij coördineren en organiseren het overleg rond de methodieken en bepalen op die manier wie er deelneemt en wie niet. Zo kan DLPV zelf al een richting aangeven waar het naartoe wil. Tot nu toe is sociale preventie nog steeds de dominante trend binnen DLPV. Dit kunnen we duidelijk zien aan het aantal projecten rond jongeren die sociaal preventief (geïnspireerd) zijn. Wel is het belangrijk te beseffen dat DLPV onder de verantwoordelijkheid van de burgemeester valt, wat betekent dat ze alles aan hem moeten voorleggen en verdedigen. Tevens is DLPV afhankelijk van het stadsbestuur, het college, dat bepaalt waar de middelen naartoe gaan. Maar ook hun rol mag niet overschat worden. Vele ideeën, inzichten en aanbevelingen komen vanuit DLPV en vaak wordt hier op ingegaan door de politiek. De administratie vormt vaak de schakel tussen het werkveld en de politiek in Gent.148 Politiek De politiek speelt in ieder geval zijn rol omdat alle projectvoorstellen via het college en de gemeenteraad moet passeren en de burgemeester eindverantwoordelijke is van het SVP. Maar hoeveel invloed heeft het stadsbestuur nu echt? Een belangrijk gegeven is dat sinds het ontstaan van de veiligheidsplannen in 1992 steeds socialisten op de invloedrijke posten (burgemeester, schepen van sociale zaken) rond dit thema hebben gezeten en zij mede hebben gezorgd voor de sociaal preventieve invullingen die er in Gent altijd wel geweest is. Het is echter niet zo dat de methodieken door de schepen of burgemeester worden opgelegd. Wel geven zij een politiek kader, waarbinnen administratie samen met het werkveld de methodieken opstellen. Met dit politiek kader bedoelen we dat zij, en meer specifiek de burgemeester (vooral) of de bevoegde schepen(en), bepalen waar en waarvoor middelen worden ingezet of hoe men dit organiseert. Eveneens kunnen zij acties mogelijk maken of tegenhouden. Maar op de keuze voor de methodiek heeft de politiek een beperkte invloed. Een wisseling van de macht zal hierop wel een invloed hebben, maar zal niet alles in één keer veranderen.149 Omvang en aard van criminaliteit Eén of verschillende incidenten kunnen er voor zorgen dat een bepaalde problematiek onder de aandacht komt van de burgemeester of ter sprake komt op een overleg of forum. Afhankelijk van hoelang dit nazindert of dringend is, gaat men hier middelen op inzetten. Preventie komt hier meestal achterop. Indien DLPV, een organisatie of dienst rond deze problematiek werkt of
148 149
COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011
51
wil op inspelen, kan het zijn dat hun methodiek meer naar voorkomt bij de acties die worden opgezet. Bij een opvallende stijging van het aantal voorvallen rond een problematiek is het mogelijk dat politie, justitie of andere organisaties dit signaliseren en dat men hier iets rond gaat organiseren. Zo was er bijvoorbeeld in 2005 zowel een vraag van politie als van parket om iets te doen rond de spijbelproblematiek omdat ze hier zelf geen uitweg in zagen. Hierop is men intensief rond spijbelen beginnen werken150. De aard van de feiten speelt eveneens zijn rol, al is de manier waarop men naar een delict kijkt nog veel belangrijker. Wanneer sociale preventie als invalshoek wordt genomen en men op zoek gaat naar de sociale oorzaken en relaties achter een delict, gaat men dit anders aanpakken dan wanneer men enkel naar het soort delict kijkt. “De aard van de criminaliteit speelt een rol als je onder de aard van de feiten ook de sociale oorzaken meeneemt”151. Het is mogelijk dat twee verschillende delicten veroorzaakt worden door eenzelfde sociale context. 152 Andere (f)actoren Een eerste factor die ook een invloed heeft gehad op de al dan niet aanwezigheid van bepaalde projecten bij de opstelling van het SVP in 2007 zijn een aantal fondsen. Dit zijn middelen die van provinciaal, Vlaams, federaal of Europees niveau komen om projecten te doen draaien. In 2006 hebben een aantal kerncoördinatoren die verantwoordelijk zijn voor deze fondsen (waaronder het SVP) samen gezeten en zijn onderling projecten beginnen verwisselen. Dit om de continuïteit van bepaalde acties te bewaren omdat men voelde dat er veranderingen op til waren binnen bepaalde fondsen en om bevoegdheden terug beter te ordenen. Eén van de veranderingen was dat DLPV zich in het SVP 2007-2010 meer op criminaliteitspreventie moest richten. Dit wijst op het belang van een tweede actor, de FOD Binnenlandse Zaken en meer bepaald het SLIV, die de eindverantwoordelijkheid draagt voor alle Strategische Veiligheids- en Preventieplannen. Desondanks is de invloed hiervan beperkt en is Gent vrij goed in staat om het SVP zelf in te vullen. Politie is tevens een belangrijke signaalgever en meeondersteuner. Wanneer ze denken dat er sociale oorzaken zijn, geven ze dit door aan de DLPV en vragen ze hen iets te ondernemen. Eenzelfde functie, aangeven waar het misloopt, is er voor (jeugd)justitie. Zo zijn de steunpuntcoaches bijvoorbeeld ontstaan nadat justitie had aangegeven dat spijbelen een ernstige problematiek aan het worden was. Het gewicht dat deze twee factoren op de bepaling
150
COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 Citaat uit: COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 152 COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 151
52
van de methodieken leggen is echter beperkt, meer zijn ze van belang in de keuze van de thematieken. Actoren die wel nog een rol spelen in het bepalen van de methodieken zijn andere steden, waar men inspiratie haalt en kijkt of iets al dan niet goed werkt. Soms neemt men methodieken over van Vlaamse of federale organisaties zoals het CAT. Tot slot heb je nog de rol van de publieke opinie, die in Gent de laatste tijd aan het veranderen is. Onverdraagzaamheid en intolerantie, zeker tegenover mensen van een andere gemeenschap, is aan het toenemen en dit heeft zijn invloed op de politiek, die hier, met de verkiezingen in het vooruitzicht, een antwoord op moet bieden. Dit laat zich echter vooral bij politie merken en zorgt er bij de bestaande initiatieven van het SVP enkel voor dat de mogelijkheden iets anders worden ingezet. In 2007 was veiligheid nog geen topic en dit heeft geen invloed gehad bij het opstellen van de plannen. De intern evaluator sluit evenwel niet uit dat dit bij het opstellen van nieuwe plannen enkele accentverschuivingen teweeg brengt, zowel op de manier van werken als waarrond men gaat werken. Conclusie Er zijn tal van (f)actoren die een rol spelen bij de bepaling van de methodiek van een project in het SVP. Hierbij is het samenspel tussen drie actoren (politiek, administratie en mensen op het terrein) van het grootste belang. Zij kunnen niet los van elkaar gezien worden en zonder ondersteuning van één van de drie wordt het bijna onmogelijk om een degelijk project of actie op te starten of te laten lopen. Wel hebben ze hier alle drie een verschillende functie in. De mensen op het terrein zijn signaalgevers, brengen ideeën aan, hebben kennis ter zake, ervaring en ontwikkelen mee de methodieken. De administratie heeft vooral een coördinerende en sturende rol, onderhoudt de relatie met de actoren die instaan voor de verdeling van de middelen, ontwikkelt mee methodieken en heeft hierin ook een bepalende keuzemogelijkheid met
wie
ze
hiervoor
samenwerken.
Het
stadsbestuur
tot
slot
draagt
de
eindverantwoordelijkheid, schetst een politiek kader en beslist waar en wanneer er middelen worden ingezet, gebaseerd op signalen uit het werkveld en van de administratie. In Gent is er een sociaal preventieve inslag bij zowel de administratie als bij de politieke verantwoordelijken. Dit heeft zijn invloed op de methodiek die men gebruikt bij preventieprojecten rond jongeren. Het grootste deel is minstens opgesteld vanuit een sociaal preventieve invalshoek. De omvang van de (jeugd)criminaliteit heeft meer een invloed op de keuze voor thematieken waarrond men gaat werken dan op de preventiemethodiek die men hiervoor gaat gebruiken. De aard van de 53
criminaliteit speelt wel een rol als je onder de aard van de feiten ook de sociale oorzaken meeneemt. Afhankelijk van die sociale oorzaken gaat men een bepaalde methodiek toepassen.
5.2.6 Conclusie Gent Sinds het opstarten van de preventie- en veiligheidscontracten in 1992 is er in de contracten en plannen van Gent steeds een sociaal preventieve invulling aanwezig geweest. Dit is in het plan van 2007-2010 nog steeds merkbaar. Het grootste deel van de projecten gericht op jongeren in het huidige SVP zijn sociaal preventieve projecten waarbij men voornamelijk aandacht heeft voor risicojongeren of potentiële delinquenten en jongeren uit een achterstellingsituatie. Opvallend is dat sinds de oprichting zowel de politiek in de stad (met de socialisten steeds op de belangrijke posten omtrent de invulling van deze contracten) als de administratie voorstanders zijn van deze sociaal preventieve invulling van de projecten. Hieruit kunnen we afleiden dat in Gent deze twee actoren een belangrijke rol spelen bij de methodiekbepaling. Maar omdat er nog geen verschuiving van de machten of binnen deze administratie heeft plaatsgevonden, is het moeilijk af te leiden of één van deze twee actoren nu een meer invloedrijke rol heeft. Er zijn amper cijfergegevens bekend over jeugddelinquentie in Gent en daarom is het moeilijk om verbanden te zoeken tussen omvang en aard van de fenomenen en de methodiekbepaling. Toch kan men stellen dat de omvang van de criminaliteit een beperkte invloed heeft op het keuzeproces voor een methodiek en dat de aard van de criminaliteit wel een rol speelt als je onder de aard van de feiten ook de sociale oorzaken meeneemt.
54
5.3 Jeugddelinquentie en de aanpak ervan in Antwerpen 5.3.1 Kenmerken stad Antwerpen is de provinciehoofdstad van Antwerpen en telt 492.149 inwoners (14/04/2011) waarvan 21,04 % van de inwoners een leeftijd van 0 tot en met 17 jaar (14/04/2011) heeft.153 Met een oppervlakte van 204,26 km2 geeft dit een bevolkingsdichtheid van 2.409,42 inwoners per km2 (cijfers 2010).154 Antwerpen is één van de toeristische trekpleisters van België155 en tevens één van de grootste studentensteden met meer dan 37.000 studenten.156 Het huidige college (2007-2012) bestaat uit 5 SP.A-ers, 2 personen uit het kartel CD&V-N-VA en 2 personen uit de partij Open VLD en staat onder leiding van burgemeester Patrick Janssens (SP.A). De samenstelling van de gemeenteraad ziet er als volgt uit: 21 van de partij SP.A, 19 van het kartel Vlaams Belang – Vlott, 6 van het kartel CD&V-N-VA, 4 van de partij Open VLD, 3 onafhankelijke en 2 van de partij Groen!. Het vorige college bestond uit leden van VLD (4), SP.A (3), CD&V (2) en Agalev (2) en stond onder leiding van burgemeester (sinds 10 juli 2003) Patrick Janssens.157 Het SVP wordt beheerd door de bedrijfseenheid “Samen leven” en doet dit door het SVP in haar doelstellingen te integreren.158 De bedrijfsdirecteur van de eenheid ‘Samen leven’, Tom Meeuws, beoefent eveneens de functie van preventieambtenaar in de stad Antwerpen.159 Jaarlijks wordt er een bedrag van 2.438.089 euro toegekend aan de stad Antwerpen in het kader van het SVP.160
153
X, (z.d.), ‘Stad Antwerpen in cijfers’, , [WWW], stad Antwerpen,: http://www.antwerpen.buurtmonitor.be/, [18/06/2011] 154 X, (z.d.), ‘Monitor wonen 2010’, [WWW], departement Samen leven: http://www.antwerpen.be/docs/Stad/Bedrijven/Sociale_zaken/SZ_Woon/Woonmonitor_2010.pdf, [18/06/2011] 155 X, (z.d.), ‘Antwerpen statistieken & cijfers, [WWW], stad Antwerpen: http://www.allesoverantwerpen.nl/antwerpen/statistieken-en-cijfers.html [18/06/2011] 156 X, (z.d.), ‘Over ons’, [WWW], Antwerpen studentenstad vzw: http://www.antwerpenstudentenstad.be/over-ons, [18/06/2011] 157 X, (z.d.), ‘Politiek’, [WWW], stad Antwerpen: http://www.antwerpen.be/eCache/ABE/80/34/080.html, [18/06/2011] 158 Beleidsmedewerker departement Samen Leven Antwerpen, persoonlijke mededeling, 9 mei 2011 159 LVD Antwerpen 160 SVP Antwerpen
55
gemeenteraad
College van burgemeester en schepenen
interne stedelijke organisatie
stedelijke coördinator
bedrijfsdirecteur actieve stad
integrale veiligheid
bedrijfsdirecteur Samen Leven
financieel beheerder
bedrijfsdirecteur cultuur, sport en jeugd
...
bedrijfseenheid samen leven
SVP
Figuur 3:: Organogram rond de werking van het SVP in Antwerpen.
5.3.2
Jeugddelinquentie en jongerenproblemen jongeren
Net als voor de andere steden is het zeer moeilijk om een beeld te scheppen van de stand van zaken wat betreft jeugddelinquentie delinquentie in Antwerpen omdat er hier zo goed als geen aparte gegevens over beschikbaar zijn. In de lokale veiligheidsdiagnostiek stelt men ‘schoolse vertraging’ als één van de indicatoren voor problematische situatie en armoede. Eén jaar vertraging wordtt nog niet als problematisch beschouwd. Een dikke 5 % van de leerlingen uit het gewoon lager onderwijs en ongeveer 34 % van de leerlingen uit het secundair onderwijs hebben al meer dan één jaar schoolse vertraging opgelopen (cijfers 2007). Het gaat hier enkel en om cijfers uit het gewoon voltijds onderwijscircuit. Een andere relevante statistiek is die over de PV’s naar leeftijdscategorie. 2,20 % van de PV’s die men opstelt zijn bedoeld voor jongeren. Wel moet men rekening houden met het gegeven dat het bij 40,01 ,01 % van de PV’s gaat om een onbekende dader, waarbij men dus geen zicht heeft op de leeftijd.161
161
LVD Antwerpen
56
5.3.3 Lokale aanpak De stedelijke bedrijfseenheid ‘Samen leven’ is het centrale stuurpunt wanneer het gaat om veiligheid en leefbaarheid in de stad Antwerpen. Ze staan in voor het goede verloop van de samenwerking tussen de verschillende diensten en hebben zelf ook enkele initiatieven.162 Door de samenwerking met verschillende actoren kan de bedrijfseenheid meehelpen aan een propere, aangename buurt om te leven. Een belangrijke partner is de lokale politie. Er zijn 119 wijkagenten beschikbaar voor het hele grondgebied van Antwerpen en per afdeling (er zijn er zes in Antwerpen) is er een team van medewerkers voorhanden dat inspeelt op actuele problematieken in de buurt. Ze nemen deel aan zowel zeer lokaal zelf opgezette acties als aan grotere acties georganiseerd vanuit de korpsleiding.163 Er is eveneens een cel Jeugdcriminaliteit (doelgroep: jongeren tot 26 jaar) die zich focust op enkele fenomenen. Deze cel doet zowel aan proactie en preventie, als aan repressie en nazorg.164 Tevens zijn er justitie en de justitiehuizen. Deze laatste staat in voor volgende opdrachten: Coördinatie en sensibilisering, onthaal van slachtoffers, burgerlijke opdrachten (sociale onderzoeken), bemiddeling in strafzaken, strafrechtelijke opdrachten, juridische eerstelijnsbijstand en eerstelijnshulp. Een andere partner is het OCMW, dat een sociale opdracht heeft. Dit wil zeggen dat ze instaat voor de sociale grondrechten van elke inwoner van de stad en voor een goede integratie van de klanten in de maatschappij. De bedrijfseenheid ‘Samen leven’ werkt eveneens samen met de andere bedrijfseenheden in de stad Antwerpen. Regiepartner Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen (SODA) staat in voor het beleid rond drugs in de stad. ‘Samen leven’ werkt niet alleen samen met stadsdiensten maar ook met burgerinitiatieven (zoals buurtwerking), scholen, lokale comités, e.d. Bovendien is er de coöperatie met het provinciale en federale niveau (SVP, Federaal Grootstedenbeleid en Globaal Plan). Tevens belangrijke actoren zijn de hulpverlenende partners zoals de CAW’s. Tot slot lopen er in Antwerpen heel wat projecten rond veiligheid, o.a. U-turn, Time Out, e.d.165
162
X, (z.d.), ‘Samen leven’, [WWW], stad Antwerpen: http://www.antwerpen.be/eCache/ABE/80/34/093.html, [20/06/2011] 163 LVD Antwerpen 164 LAEREYS, S., persoonlijke mededeling, 8 augustus 2011 165 LVD Antwerpen
57
5.3.4 Repressiebeleid De dienst bestuurlijke handhaving, dat onder de bedrijfseenheid ’Samen leven’ valt, omvat zowel de GAS als politiemaatregelen om de openbare orde te handhaven en indien nodig te herstellen. Met de GAS kan een sanctionerende ambtenaar allerhande inbreuken vaststellen en beboeten zonder tussenkomst van de strafrechter. De stad Antwerpen heeft optimaal gebruik gemaakt van deze mogelijkheid en heeft in een politiecodex de inbreuken opgesomd die in aanmerking komen voor deze procedure. Voor minderjarigen gelden ten opzichte van meerderjarigen twee bijkomende rechtswaarborgen: recht op een kosteloze advocaat en een verplichte bemiddelingsprocedure. Naast deze GAS zijn er de politiemaatregelen die eveneens de openbare orde en rust trachten te handhaven. Tevens speelt justitie zijn rol in het repressiebeleid en door het Globaal Plan is er geld voor projecten die alternatieve gerechtelijke strafmaatregelen begeleiden.166
5.3.5 Preventiebeleid Een samenhangend preventiebeleid wordt er in de stad Antwerpen niet gevoerd. Het gaat hier eerder om een paar loshangende initiatieven. Er is het SVP dat in de doelstellingen van de bedrijfseenheid ‘Samen leven’ geïntegreerd is. Lijntoezichters moeten met hun dienstverlenende en preventieve opdrachten zowel de objectieve als de subjectieve onveiligheid bij reizigers en chauffeur trachten te verminderen. Het cameratoezicht in Antwerpen heeft zowel een preventieve (voorkomen van criminaliteit) als een repressieve (pakkans verhogen en politieoptreden optimaliseren) functie. ‘Buurt aan de Beurt’ heeft niet als hoofddoelstelling het voorkomen van criminaliteit maar draagt hier wel aan bij door mee te werken aan een propere, opgeknapte en veilige buurt. Daarnaast heb je de buurttoezichters, die eveneens niet rechtstreeks criminaliteit gaan aanpakken maar door hun preventieve manier van werken mee voor leefbare buurten zorgen. Een deel van de projecten die er in Antwerpen lopen, hebben deels een preventieve inslag en ook partners zoals het CAW vertrekken vanuit een preventieve basis.167 Een volledige opsomming van alle preventieve initiatieven is bijna onmogelijk en behoort eveneens niet tot de doelstelling van deze masterproef.
166
X, (z.d.), ‘Samen leven’, [WWW], stad Antwerpen: http://www.antwerpen.be/eCache/ABE/80/34/093.html, [20/06/2011] 167 X, (z.d.), ‘Samen leven’, [WWW], stad Antwerpen: http://www.antwerpen.be/eCache/ABE/80/34/093.html, [20/06/2011]
58
Structuur SVP Het SVP van Antwerpen valt binnen de bedrijfseenheid ‘Samen leven’ en is in de doelstellingen ervan geïntegreerd. De fenomenen die in het SVP behandeld worden zijn: druggerelateerde maatschappelijke overlast, geweld in het openbaar vervoer, jeugdcriminaliteit, intrafamiliaal geweld en sociale overlast. Inbraak, schoolverzuim, geweld in het schoolmilieu, gauwdiefstal, winkeldiefstal, fietsdiefstal, diefstal van en in auto’s, geweld tijdens evenementen en publieke gebeurtenissen, afpersing en diefstal door middel van list worden niet als een apart fenomeen behandeld.168 Er zijn verschillende redenen waarom men voor welbepaalde fenomenen kiest. Een eerste reden is de analyse die werd gemaakt in de lokale veiligheidsdiagnostiek van de objectieve onveiligheid, de subjectieve onveiligheid, de overlast en nog enkele losstaande elementen in Antwerpen. Een tweede belangrijke reden is de continuïteit in het beleid om zo op lange termijn te kunnen werken. Tot slot zorgt men voor overeenstemming met de inhoud van het Zonaal Veiligheidsplan.169 We behandelen enkel de projecten waarbinnen jongeren een specifieke doelgroep zijn.
Sociaal preventieve projecten per fenomeen In dit gedeelte kijken we per fenomeen of hier sociale preventieve projecten aanwezig zijn. We baseren ons hiervoor op de definitie van sociale preventie die we eerder hebben opgesteld. Druggerelateerde maatschappelijke overlast Er werd gekozen om dit fenomeen in het SVP te behouden naar aanleiding van een analyse door de stedelijke regiepartner SODA die stelt dat het bestaan van een drugsprobleem verbonden is aan een grootstedelijke context.170 De projecten uit het Veiligheids- en Preventiecontract 2006 werden in 2007 gecontinueerd en pas vanaf 2008 waren de nieuwe doelstellingen, verwachte resultaten en indicatoren van kracht. Het project Bubbels & Babbels was hierop een uitzondering want dit werd reeds vanaf juli 2007 niet meer gefinancierd door het SVP.171 Dit project loopt nog wel verder in Antwerpen.172 De algemene doelstelling is: het voorkomen, aan het licht brengen en
verminderen
van
druggerelateerde
maatschappelijke
overlast
en/of
de
onveiligheidsgevoelens met betrekking tot druggerelateerde maatschappelijke overlast.
168
SVP Antwerpen LVD Antwerpen 170 LVD Antwerpen 171 Gemeenteraad Antwerpen, openbare zitting van 17 september 2007 172 X, (z.d.), ‘Free Clinic, [WWW], stad Antwerpen: http://www.antwerpen.be/eCache/ABE/80/34/093.html, [21/06/2011] 169
59
Het Onthaal JAC Plus van CAW Metropool voorziet vooral informatie en advies aan jongeren en kan ze eventueel doorverwijzen.173 Het gaat hier meer om hulpverlening en niet om sociale preventie. Het project straathoekwerk naar allochtone gebruikers, dat uitgaat van het MSOC, beschouwen we dit wel als een sociaal preventief project. Bij het straathoekwerk gaat men zelf op zoek naar de doelgroep in zijn leefwereld waarbij de omgeving van de doelgroep een belangrijke rol speelt. Men gaat op zoek naar en tracht een oplossing te zoeken voor de aanwezige problemen die risicogedrag (waaronder druggebruik) als gevolg kunnen hebben. Binnen de doelgroep van vooral allochtone druggebruikers heeft men eveneens grote aandacht voor risicojongeren.174 Een volgend project is de ouder- en jongerenbegeleiding van VAGGA/Altox.175 Hierbij gaat men zowel de ouders van als de jonge druggebruikers zelf begeleiden door middel van groepsgesprekken en eventueel bijkomende individuele gesprekken. Er wordt gewerkt rond zelfinzicht, bewustwording en/of actieve verandering bij de jongere. Eveneens zijn gezinsgesprekken mogelijk. Jongeren zijn duidelijk één van de doelgroepen van dit project en men maakt onder andere gebruik van groepsactiviteiten om de jongere weerbaar te maken en herval te voorkomen. Het project valt binnen de criteria en wordt als sociaal preventief beschouwd.176 De actie vroeginterventie wordt niet bij de sociale preventieve projecten gerekend. Het gaat hier meer om de ondersteuning van organisaties die in contact komen met druggebruikers.177 Geweld in het openbaar vervoer In 1999 werd het project lijntoezicht gestart om een nieuw fenomeen dat sinds enkele jaren aan het opkomen was, een toenemende mate van criminaliteit, agressie en geweld op het openbaar vervoer, de kop in te drukken. Het ging hier zowel om technopreventieve maatregelen als maatregelen ter bevordering van de sociale controle. Sinds het schooljaar 2004-2005 is er eveneens een specifiek overleg over scholieren gebaseerd op twee principes: informatieuitwisseling tussen betrokken partners en lik-op-stuk beleid ten aanzien van de jongeren. Lijnspotters zijn er vooral om mensen te informeren, toezicht te houden en het signaliseren van 173
X, (z.d.), ‘JAC Plus onthaal’, [WWW], CAW Metropool: http://www.cawmetropool.be/jac-plus-onthaal.aspx [21/06/2011] 174 Voortgangsrapport 2009-2010 Antwerpen 175
Altox = een deelwerking van VAGGA en werkt specifiek met de alcohol- en drugthematiek, zowel preventief als curatief 176 177
Voortgangsrapport 2009-2010 Antwerpen Drugsactieplan 2010 Antwerpen
60
problemen, wat niet als sociaal preventief omschreven kan worden. Tevens is het beleid naar de scholieren eerder repressief. Het project ‘lijntoezicht’ valt niet binnen onze definitie. 178 Jeugdcriminaliteit De algemene doelstelling wat het fenomeen jeugdcriminaliteit betreft luidt als volgt: het voorkomen, aan het licht brengen en verminderen van jeugdcriminaliteit en/of de onveiligheidsgevoelens met betrekking tot jeugdcriminaliteit. Men veronderstelt dat het delinquent gedrag van de jongeren een indicator is voor een achterliggende problematiek. Omdat men dit delinquent gedrag wil stoppen en men wil voorkomen dat het wordt verder gezet op latere leeftijd, gaat men op deze achterliggende problematiek inwerken. De opgesomde projecten worden niet enkel gefinancierd met geld van het SVP maar er wordt eveneens een bijdrage geleverd door de stad en het federaal grootstedenbeleid.179 Een eerste project is het Jeugdinterventieteam en heeft als doelstelling een leefbare buurt te bekomen. Dit tracht men te bereiken door een gesprek te voeren met de jongere die overlast heeft veroorzaakt en zijn ouders, waarbij verschillende aspecten (school, vrije tijd, e.d.) aan bod komen om zo eventuele achterliggende problemen vast te stellen en hen hiervoor naar de juiste instantie door te sturen of eventueel zelf tijdelijk als hulpverlener op te treden. Het jeugdinterventieteam richt zich op minderjarigen maar eventueel kunnen meerderjarigen tot 25 jaar betrokken worden. Dit project valt binnen de definitie van sociale preventie. Een volgend project is Traject 2 dat zich richt op maatschappelijk kwetsbare jongeren tussen de 9 en de 18 jaar die problemen ondervinden op het vlak van het gezin, het werk of de vrije tijd. Door hen te begeleiden wil men escalatie van de problemen voorkomen. Het gaat vaak om meerdere problemen voor zowel de jongere als het gezin die zich soms afspelen op verschillende levensdomeinen. Er wordt in de omgeving van de jongere gezocht naar personen die een belangrijke rol kunnen spelen voor de jongere en men probeert die personen erbij te betrekken om de draagkracht terug te verhogen. Vooral aan maatschappelijk kwetsbare jongeren die minder kans maken op maatschappelijke participatie besteedt men veel aandacht. Traject 2 kunnen we sociaal preventief noemen. Een laatste project rond jeugdcriminaliteit is het project ZAPP wat staat voor: Zelfredzaam en Actief Preventie Project. Er wordt gewerkt met jongeren tussen de 12 en de 25 jaar die ofwel
178 179
Voortgangsrapport 2009-2010 Antwerpen Voortgangsrapport 2009-2010 Antwerpen
61
een MOF gepleegd hebben, maar niet voor de jeugdrechter gevorderd werden ofwel zelf aangeven te willen werken binnen hun begeleidingstraject rond weerbaarheid en agressiebeheersing, wat de hoofddoelstelling is van dit project. Dit gebeurt op een zeer fysieke manier maar evengoed is er ruimte voor groepsgesprekken waarin men de tijd neemt voor zelfreflectie. Ook dit project valt binnen onze definitie van sociale preventie.180 Sociale overlast Binnen het fenomeen sociale overlast heeft de stad enkele prioriteiten vastgelegd: overlast in het straatbeeld aanpakken, het bestrijden van storend gedrag van mensen die herhaaldelijk overlast veroorzaken in openbare instellingen of op het openbaar domein en de strijd aangaan tegen overlastgevende of brandonveilige publiek toegankelijke inrichtingen zoals cafés of clubs. Hiervoor staan in het SVP 2 operationele doelstellingen ingeschreven. Bij een eerste wil men overlast verminderen door GAS met mogelijkheid tot bemiddeling. Die bemiddeling is verplicht voor minderjarigen vanaf 16 jaar (vrijblijvend voor meerderjarigen) en wordt in goede banen geleid door vzw Elegast.181 Met een tweede operationele doelstelling wil men overlast verminderen door leegstaande panden accuraat af te sluiten.182 Er is echter geen sprake van sociaal preventieve projecten bij de bestrijding van het fenomeen sociale overlast. De continuïteit van de projecten Er is al jaren grote continuïteit in de projecten van het SVP. Wel heeft men in tegenstelling tot vele andere steden in 2006 beslist om straathoekwerk uit het SVP te halen en onder te brengen bij grootstedenbeleid. Het straathoekwerk is een methodiek die, afhankelijk van de exacte invulling, als sociaal preventief bestempeld kan worden.183 In 2007 is men gestart met een project ketenaanpak sluikstort, een project dat zowel een preventieve (geen sociaal preventieve), sensibiliserende als repressieve functie had. Echter, sinds 2008 wordt dit project niet langer gefinancierd door het SVP maar door reguliere middelen. Sinds 2010 is er een nieuwe operationele doelstelling 2 (het bevorderen van de maatschappelijke re-integratie van druggebruikers door het aanbieden van begeleiding en opleiding aan langdurig werkloze en laaggeschoolde druggebruikers) bij strategische doelstelling 3 (de resocialisatie van druggebruikers bevorderen). Het gaat hier evenwel niet om een sociaal preventief project.
180
Voortgangsrapport 2009-2010 Antwerpen Voortgangsrapport 2009-2010 Antwerpen 182 SVP Antwerpen 183 Beleidsmedewerker departement Samen Leven Antwerpen, persoonlijke mededeling, 9 mei 2011 181
62
Het project ZAPP werd in 2010 aan het SVP toegevoegd om op die manier een ruimer en meer gediversifieerd aanbod te hebben aan individuele trajectbegeleiding. Het project ZAPP valt onder de definitie van sociale preventie. Eveneens sinds 2010 is de indicator voor het aantal actieplannen van Traject 2 uitgebreid van 50 naar 70. Nieuw is dat er 20 actieplannen voor jongeren onder de 12 jaar moeten bijzitten omdat men voortaan zo vroeg mogelijk wil ingrijpen om escalaties te voorkomen.184 Conclusie In Antwerpen zijn vijf van de acties gericht op jongeren opgesteld vanuit een sociaal preventieve invalshoek, namelijk: straathoekwerk naar allochtone gebruikers, ouder- en jongerenbegeleiding van VAGGA/Altox, het jeugdinterventieteam, Traject 2 en ZAPP. De doelgroep van deze projecten is verschillend: risicojongeren, jonge druggebruikers, jongeren die overlast veroorzaken, maatschappelijk kwetsbare jongeren en jongeren die een MOF gepleegd hebben. De projecten richten zich allemaal op het individu en daarnaast, afhankelijk van het project, op de omgeving, de ouders, de buurt, verschillende levensdomeinen, belangrijke personen uit de omgeving of op een groep. Om hun doelstelling te bereiken worden in de acties zeer verschillende technieken gehanteerd (begeleiden, fysieke oefeningen, groeps-, gezins- en individuele gesprekken, …). Het project ZAPP is nieuw in het SVP sinds 2010 en tevens is het Traject 2 in datzelfde jaar uitgebreid. Bij het opstellen van het SVP heeft men beslist de actie ‘Bubbels & Babbels’ niet meer op te nemen maar het loopt nog wel verder in Antwerpen. Er zijn vier acties gericht naar jongeren die geen sociaal preventieve inslag hebben. Het gaat hier om meer repressieve of hulpverlenende acties. De methodiekbepaling Over het algemeen is er in Antwerpen een uitgebreid aanbod en op die manier een groot evenwicht tussen projecten verspreid over de hele veiligheidsketen.185 Er zijn verschillende factoren en actoren die mee de methodiek bepalen die in bepaalde projecten wordt gebruikt. De ene al met een meer doorslaggevende invloed dan de ander. We bespreken de belangrijkste actoren hieruit en hun effectieve invloed. Lokale veiligheidsdiagnostiek In de lokale veiligheidsdiagnostiek van Antwerpen bespreekt men niet enkel de ‘objectieve veiligheid’ op basis van criminaliteitscijfers en risico op slachtofferschap maar schenkt men 184 185
Voortgangsrapport 2009-2010 Antwerpen Beleidsmedewerker departement Samen Leven Antwerpen, persoonlijke mededeling, 9 mei 2011
63
evengoed aandacht aan ‘subjectieve onveiligheid’. Hiermee bedoelt men onveiligheidsgevoelens en overlast. In de diagnostiek zelf waarschuwt men voor het belang van een juiste interpretatie van de cijfers.186 De rol van de diagnostiek bij het bepalen van de manier waarop men binnen projecten gaat werken of bij de keuze van de projecten is eerder richtinggevend. Men staart zich niet blind op een cijfer of een trend en men is er zich van bewust dat een goede interpretatie van deze cijfers en trends van groot belang is.187 Mensen op het terrein (veldwerkers – coördinatoren) De methodiek die wordt gehanteerd binnen een project, wordt bepaald tijdens de onderhandelingen over een nieuw jaarconvenant. De uitvoerder van het project neemt mee deel aan de onderhandelingen en heeft op die manier inspraak op de wijze waarop het convenant uitgevoerd zal worden en bijgevolg op de methodiek die ze zullen hanteren. Met de uitvoerder wordt de organisatie waarvoor de professionals werken bedoeld. Administratie Andere partners die mee aan de onderhandelingstafel zitten zijn de preventieambtenaar en zijn stafmedewerkers (zoals coördinator buurtregie, projectleider persoonsaanpak, afdelingshoofd bestuurlijke handhaving). Op die manier hebben ook zij inspraak bij de methodiekbepaling. Eveneens heeft de preventieambtenaar een adviesfunctie naar het kabinet burgemeester toe over verschillende veiligheidsaspecten, waaronder de voortgang en inhoud van het SVP.188 De preventieambtenaar geeft zelf wel aan dat hij zich bij beslissingen volledig identificeert met het stadsbestuur, dat tevens zijn werkgever is. Politiek Het kabinet burgemeester is aanwezig bij de onderhandelingen over een nieuw jaarconvenant en bepaalt zo mee de methodieken van de verschillende projecten. Eveneens krijgt het kabinet advies van de preventieambtenaar over de vooruitgang en inhoud van het SVP maar er zijn hieromtrent de laatste jaren amper wijzigingen gebeurd. In principe heeft een bestuur de volledige mogelijkheid om accentwijzigingen door te voeren betreffende de gehanteerde methodiek binnen projecten, maar omwille van de invloed van bovenlokale fondsen op het doelstellingenkader en de bijhorende projecten is de vrije beleidsruimte tijdens een lopende
186
LVD Antwerpen Beleidsmedewerker departement Samen Leven Antwerpen, persoonlijke mededeling, 9 mei 2011 188 Beleidsmedewerker departement Samen Leven Antwerpen, persoonlijke mededeling, 9 mei 2011 187
64
bestuursperiode
toch
eerder
gering.
Tot
slot
spelen
ook
de
leden
van
de
gemeenteraadscommissie veiligheid een rol bij de methodiekbepaling. Omvang en aard van criminaliteit Enerzijds heeft men vastgesteld dat criminaliteitsfenomenen niet samenhangen met welbepaalde doelgroepen. Anderzijds heeft men moeten constateren dat wanneer men naar een bepaal fenomeen werkt men dan met zeer verschillende groepen moet werken. Daarom kiest men voor een meer doelgroepgerichte aanpak in plaats van een fenomeengerichte aanpak. De invloed van de omvang en de aard van de criminaliteit is dus eerder beperkt. Eveneens geeft men voorkeur aan een geïntegreerde werking tussen politie, parket en stad waarbij men van elke partner verwacht dat ze hun bevoegdheden maximaal benutten om zo te kunnen voldoen aan de grootstedelijke uitdagingen. Een gevolg hiervan is dat het stadsbestuur volop gebruik maakt van GAS en de wettelijke bevoegdheden van de burgemeester. Andere (f)actoren Bij de keuze van de methodiek van een project houdt men rekening met wetenschappelijke informatie waarover men beschikt omtrent die methodiek. Het gaat hier dan over evidence based, what Works, recidivecijfers en dergelijke meer.189 Een andere factor die een rol speelt is het beschikbare budget. Over het algemeen is er een stijgende nood aan sociale en preventieve acties. Concreet voor het SVP betekent dit een blijvende behoefte aan nieuwe preventieprojecten en een uitbreiding van bestaande projecten (dit leidt men af uit onder andere signalen van veldwerkers, diagnostiek, maatschappelijke analyse). Dit staat in contrast met de begrotingsmiddelen die niet mee stijgen in correlatie met de toenemende behoeften. De laatste jaren komt men tegemoet aan deze behoeften door middel van reguliere middelen van de stad (onder andere van inkomsten van de GAS).190 Tot slot houdt men bij het maken van keuzes rekening met de media en de mening van de publieke opinie.191 Conclusie Bij de methodiekbepaling hebben cijfer- en trendgegevens, zoals de lokale veiligheidsdiagnostiek en informatie afkomstig uit het werkveld, eerder een ondersteunende functie. De methodiekbepaling
zelf
gebeurt
tijdens
de
onderhandelingen
over
de
jaarlijkse
uitvoeringsconvenant. De organisatie die het project(en) uitvoert is vertegenwoordigd op deze
189
Beleidsmedewerker departement Samen Leven Antwerpen, persoonlijke mededeling, 9 mei 2011 Beleidsmedewerker departement Samen Leven Antwerpen, persoonlijke mededeling, 29 juli 2011 191 Beleidsmedewerker departement Samen Leven Antwerpen, persoonlijke mededeling, 9 mei 2011 190
65
onderhandelingen en bepaalt mee de manier van werken. Ook de preventieambtenaar en zijn stafmedewerkers nemen deel aan deze gesprekken. Zij oefenen een invloed uit maar blijven steeds ondergeschikt aan het lokaal bestuur. Het kabinet burgemeester moet steeds akkoord gaan met de genomen beslissingen en stuurt zo mee de werkwijzen van de projecten. Desondanks heeft het lokaal bestuur geen vrij spel maar moet het rekening houden met de inmenging van de bovenlokale fondsen. Bij de beslissing van de manier van aanpakken houdt men minder rekening met de aard van de feiten, maar richt men zich eerder op de doelgroepen. Tevens is men niet ongevoelig voor wat er in de media aan bod komt en voor wat er leeft bij de publieke opinie. Tot slot kan men niet in het wilde weg projecten opstarten maar moet men rekening houden met het beschikbare budget.
5.3.6 Conclusie Antwerpen In Antwerpen zijn er vijf acties gericht op jongeren die we als sociaal preventief beschouwen en vier acties die we niet onder deze noemer plaatsen. De balans is dus in evenwicht. De SP.A levert al sinds 2003 de burgemeester en zit de twee laatste legislaturen in de meerderheid. Toch is het niet meteen af te leiden of zij verantwoordelijk zijn voor deze sociaal preventieve invalshoek binnen een deel van de projecten. Ze sturen en zijn eindverantwoordelijke voor de methodiekbepaling maar toch lijkt de rol van het lokale bestuur hier eerder beperkt, eens te meer omdat ze ook rekening moeten houden met de inmenging van bovenlokale fondsen. Ook voor Antwerpen is het moeilijk om informatie te verzamelen omtrent jeugddelinquentie in de stad. Een analyse maken over de invloed van de aard en de omvang van jeugdcriminaliteit op de methodiekbepaling is op die manier niet eenvoudig. Wel is het zo dat men zich in Antwerpen eerder richt op doelgroepen dan op bepaalde fenomenen.
66
5.4 Jeugddelinquentie en de aanpak ervan in Kortrijk 5.4.1 Kenmerken stad Kortrijk ligt in het zuiden van West-Vlaanderen en telt 74 911 inwoners (01/01/2010) voor een oppervlakte van 80,02 km2 (cijfer 2009). Dit geeft een bevolkingsdichtheid van 936 inwoners per km2. 19,16 % van de inwoners heeft een leeftijd van 0 tot en met 17 jaar (cijfer 01/01/2008).192 De politieke meerderheid (2007-2012) wordt in Kortrijk gevormd door een coalitie van CD&V/NVA en Open VLD en staat onder leiding van waarnemend burgemeester Lyven Lybeer (CD&V), die in 31 december 2008 zijn partijgenoot Stefaan De Clerck opvolgde. De samenstelling van het college van burgemeester en schepenen ziet er als volgt uit: 8 personen uit het kartel CD&V/NVA en 1 persoon van Open VLD. De samenstelling van de gemeenteraad: 18 leden van de kartel CD&V/N-VA, 9 van de Open VLD, 8 personen van de positieve fractie SP.A-GROEN!, 5 leden van het Vlaams Belang en 1 onafhankelijke.193 Van 2001 tot 2006 werd de meerderheid gevormd door een coalitie van CVP en SP.A194 onder leiding van burgemeester Emmanuel de Bethune (CVP).195 Het stedelijk preventieteam staat in voor de opvolging van het Strategisch Veiligheids- en Preventieplan in Kortrijk. Zij werken hiervoor nauw samen met de politiezone VLAS196 en de directie mobiliteit en infrastructuur.197 Het team bestaat uit de preventieambtenaar,
de
intern
evaluator,
een
technopreventief
adviseur,
een
stadswachtcoördinator en de gemeenschapswachten. Politiek verantwoordelijke is Jean de Bethune, vijfde schepen in Kortrijk en onder andere bevoegd voor het preventiebeleid.198 Het preventieteam valt onder de bevoegdheid van de directie burger en welzijn van de stad Kortrijk.199 Jaarlijks wordt er een bedrag van 524.953 euro toegekend aan de stad Kortrijk in het kader van het SVP.200
192
X, (z.d.), ‘Kortrijk’, [WWW], Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Kortrijk [29/07/2011] X, (z.d.), ‘Politiek’, [WWW], stad Kortrijk: http://www.kortrijk.be/over-de-stad/politiek [29/07/2011] 194 X, (11/01/07), ‘Meester Pol Hiergens als ijsbreker voor fractieondersteuning?’, [WWW], http://kortrijklinksbekeken.skynetblogs.be/tag/gemeenteraad [30/07/2011] 195 X, (z.d.), ‘Lijst van burgemeesters van Kortrijk’, [WWW], Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_burgemeesters_van_Kortrijk [30/07/2011] 196 Kortrijk, Kuurne en Lendeleke 197 Overzicht activiteiten opgenomen in het budget 2010, stad Kortrijk, dienstjaar 2010 198 Anoniem, interview, 22 juni 2011 199 Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk 200 SVP Mechelen 193
67
Directie Burger & Welzijn
Burgerzaken
Directeur
gebiedswerking
Jeugd
D-team
Preventieteam
Werk en & soc. economie
economie
SVP
Figuur 4:: Organogram van de werking rond het SVP SV in Kortrijk. 201
5.4.2
Jeugddelinquentie en jongerenproblemen jongeren
Net zoals bij de andere steden is het niet eenvoudig om informatie te verzamelen omtrent jeugddelinquentie in de stad Kortrijk. De analyses die de politiezone VLAS LAS doorvoert zijn niet gericht op daderprofielen erprofielen en zij bezitten dus niet over informatie omtrent jeugdcriminaliteit.202 We trachten een zo uitgebreid mogelijk overzicht te geven aan de hand van volgende cijfers en trends. Uit de lokale veiligheidsdiagnostiek van 2006 blijkt dat ongeveer 15,9 % van de kinderen in het basisonderwijs zich gewelddadig gedraagt ten opzichte van andere leerlingen. Eveneens zijn kinderen soms verantwoordelijk voor gewelddadig gedrag en overlast. In een recente vergelijkende lokale veiligheidsdiagnostiek stelt men vast dat dit fenomeen verder is toegenomen. Het gaat hier om pestgedrag (vooral tussen tien en veertien jaar) en cyberpestgedrag (vooral tussen twaalf en zeventien jaar). Uit een analyse van de cijfers kon men niet anders concluderen dan van dit fenomeen een prioriteit prioriteit te maken. Uit de lokale veiligheidsdiagnostiek van 2006 blijkt eveneens dat de leeftijd van het eerste gebruik van illegale drugs tussen de veertien en de zestien jaar ligt. Dit is in de jaren nadien hetzelfde gebleven. Opvallend is wel dat deze groep in 2007 verantwoordelijk was voor de helft van de nieuwe 201 202
Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk MAES, F., persoonlijke mededeling, 8 augustus a 2011
68
dossiers. Tevens stijgt het aantal personen dat tussen de acht en de tien jaar begint met drugs. Deze cijfers geven enkel een beeld over degenen die in de hulpverlening terechtkomen en niet over de totale populatie gebruikers. Tot slot blijkt uit de lokale veiligheidsdiagnostiek van 2006 dat jongeren (12 tot 25 jaar) in bepaalde buurten verantwoordelijk zijn voor een deel van de criminaliteit (druggebruik, vandalisme, diefstal, verbaal agressief gedrag, lawaai). Meestal gaat om kleine groepen jongeren die bij momenten voor overlast zorgen.203
5.4.3 Lokale aanpak Het stedelijk preventieteam staat voor een groot deel in voor de aanpak van jeugddelinquentie in Kortrijk. Het team volgt het SVP op en op die manier tevens een groot deel van de acties rond jeugddelinquentie en de lokale politie, waarmee het preventieteam vaak samenwerkt.204 Het zijn ook deze twee partners die tijdens een overleg het veiligheidsbeleid uitstippelen en trachten het zonale en lokale veiligheidsplan op elkaar af te stemmen.205 Naar de toekomst toe wil het preventieteam, in samenwerking met andere partners, rond heel de veiligheidsketen werken. Dit houdt in: proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg.206 Hiernaast zijn er nog enkele andere organisaties die werken met jongeren. Een eerste organisatie is de vzw Oranjehuis, dat werkt met jongeren en jongvolwassenen die problemen ondervinden met hun leefomgeving. Vzw Oranjehuis wil een verbindende en ondersteunende rol spelen voor de jongere en uitsluiting voorkomen.207 Een andere organisatie is Kompas, dat zowel residentiële als ambulante opvang voorziet voor druggebruikers in West-Vlaanderen. Zij proberen op alle vlakken (lichamelijk, geestelijk en sociaal) zowel jonge als volwassene (15-35 jaar) druggebruikers te ondersteunen.208 Vervolgens heb je Aura, centrum voor deeltijdse vorming en een onderdeel van vzw Oranjehuis, dat persoonlijke ontwikkelingstrajecten verzorgt, personen op weg helpt naar werk, instaat voor vormingen en samenwerkt met het onderwijs.209 Boothuis vzw is een vrijetijdswerking die werkt met jongeren (ouder dan dertien) die vaak uit de boot vallen,
203
Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk X, (z.d.), ‘Veiligheidspreventie’, [WWW], stad Kortrijk: http://www.kortrijk.be/leven-en-welzijn/veiligheid/veiligheidspreventie [30/07/2011] 205 Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk 206 Anoniem, interview, 8 maart 2011 207 X, (z.d.), ‘Oranjehuis’, [WWW], stad Kortrijk: http://www.kortrijk.be/zuid-oost/node/4238 [30/07/2011] 208 X, (z.d.), ‘Doelstelling’, [WWW], Kompas vzw: http://www.kompasvzw.be/doelstellingen.php [30/07/2011] 209 X, (z.d.), ‘Vorming – opleiding tewerkstelling’, [WWW], vzw Oranjehuis: http://www.vzw-oranjehuis.be/node/3 [30/07/2011] 204
69
maatschappelijk minder kansen krijgen.210 Er is het Centrum Jongeren- en Gezinsbegeleiding dat ambulante hulpverlening organiseert voor jongeren en gezinnen die te maken hebben met een problematische opvoedings- en leefsituatie.211 Dit is een opsomming van enkele belangrijke organisaties die mee instaan voor de lokale aanpak van jeugddelinquentie in Kortrijk. Het is niet de bedoeling van deze masterproef een volledig en uitgebreid overzicht te geven van alles wat er gedaan wordt rond jongeren in de stad Kortrijk en daarom houden we het bij de belangrijkste organisaties.
5.4.4 Repressiebeleid In Kortrijk is het de politie en justitie die instaan voor repressie. Kortrijk valt binnen de politiezone VLAS, waar ook Kuurne en Lendelede deel van uitmaken.212 In Kortrijk is er een Justitiehuis dat zorgt voor juridische eerstelijnsbijstand en eerstelijnshulp, onthaal van slachtoffers, burgerrechtelijke opdrachten en strafrechtelijke opdrachten.213 Verder is in Kortrijk de GAS-wetgeving van kracht, waarbij de gemeente inbreuken zelf kan sanctioneren door middel van gemeentelijke administratieve sancties op te leggen in de plaats van politiestraffen. Voor minderjarigen (vanaf 16 jaar) ligt de maximumboete lager (maximum 125 euro) en is bemiddeling verplicht.214 Maar ook het preventieteam doet soms mee aan repressie. In samenwerking met justitie en de politiepreventiedienst organiseren zij een verkeersklas voor verkeersovertreders, gericht op twaalf tot zestien jarigen.215
5.4.5 Preventiebeleid In Kortrijk wordt er door het stadsbestuur een sterk geïntegreerd preventiebeleid gevoerd. Centraal hierin staat het in 2002 opgerichte preventieteam. Deze dienst werkt hiervoor steeds meer en meer samen met tal van partners: het OCMW, de politiezone VLAS, de brandweer, andere directies binnen de stad Kortrijk, andere betrokken teams van de directie burger en 210
X, (z.d.), ‘Jongeren aan het roer’, [WWW], Boothuis vzw: http://www.freewebs.com/boothuis/boothuisvzw.htm [30/07/2011] 211 X, (z.d.), ‘Centrum jongeren- en gezinsbegeleiding’, [WWW], cjgb: http://www.cjgb.be/cjgb/missie.html [30/07/2011] 212 X, (z.d.), ‘politie’, [WWW], stad Kortrijk: http://www.kortrijk.be/leven-en-welzijn/veiligheid/politie [30/07/2011] 213 X, (z.d.), ‘Justitie’, [WWW], stad Kortrijk: http://www.kortrijk.be/leven-en-welzijn/samenleving/justitie [30/07/2011] 214 ALLEWAERT, T., Gemeentelijke administratieve sancties (G.A.S.) Toelichting Minaraad, powerpoint 215 Anoniem, interview, 8 maart 2011
70
welzijn, de Kortrijkse scholengemeenschap, de provincie West-Vlaanderen en tal van private partners.216 Door deze samenwerking (en dan voornamelijk die met de politiezone en de gebiedswerking) komt de werking van het preventieteam beter uit de verf en worden er betere resultaten behaald.217 De acties van het preventieteam verlopen volgens vijf krachtlijnen: burgers ondersteunen in het voorkomen van diefstal in eigendom, versterken van het samenleven in de openbare ruimte, educatief en preventief ondersteunen van jongeren, bevorderen van de leefbaarheid in gebieden, buurten en wijken en verhogen van de verkeersveiligheid.218 Het SVP 2007-2010 is een cruciaal document voor het preventiebeleid in de stad Kortrijk en heeft als doel verschillende preventieve acties die zorgen voor een verbeterde veiligheid in de stad op touw te zetten of te continueren.219 Het preventieteam wil in de toekomst uitgaan van een positieve aanpak die niet zuiver criminaliteitsbenaderend is maar proactief en preventief. Tot op heden wordt er echter ook vaak curatief opgetreden, wanneer het onheil al geschied is. 220
Structuur SVP De stad Kortrijk sluit sinds 1994 elk jaar een veiligheids- en preventiecontract af met de federale overheid. In 2007 is dit contract vervangen door een vierjaarlijks Strategisch Veiligheids- en Preventieplan.221 Binnen het SVP 2007-2010 wordt er gewerkt rond tien fenomenen (inbraak, diefstal van en in auto’s, gauwdiefstal, fietsdiefstal, winkeldiefstal, geweld in het openbaar vervoer, geweld tijdens evenementen en publieke gebeurtenissen, geweld in het schoolmilieu, druggerelateerde maatschappelijke overlast, sociale overlast).222 De andere vanuit Brussel vooropgestelde
fenomenen
(diefstal
door
middel
van
list,
intrafamiliaal
geweld,
jeugdcriminaliteit, schoolverzuim en afpersing) worden in deze tien fenomenen ingewerkt (bijvoorbeeld: jeugdcriminaliteit valt binnen sociale overlast).223 Het SVP is een dynamisch document: er bestaat elk jaar de mogelijkheid acties te schrappen, te wijzigingen of toe te voegen.224
216
Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk 218 X, (z.d.), ‘Veiligheidspreventie’, [WWW], stad Kortrijk: http://www.kortrijk.be/leven-en-welzijn/veiligheid/veiligheidspreventie [30/07/2011] 219 Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk 220 Anoniem, interview, 22 juni 2011 221 Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk 222 SVP Kortrijk 223 Anoniem, interview, 8 maart 2011 224 Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk 217
71
Sociaal preventieve projecten per fenomeen In dit gedeelte kijken we per fenomeen of er sociale preventieve projecten aanwezig zijn. We baseren ons hiervoor op de definitie van sociale preventie die we eerder hebben opgesteld. Geweld tijdens evenementen en publieke gebeurtenissen Het fenomeen ‘mensen worden lastig gevallen op straat’ staat als negende genoteerd in de veiligheidsmonitor 2008. Het zijn vooral de stationsbuurt en de aanliggende uitgaansbuurt die gevoelig zijn voor gewelddelicten.
Eén van de acties die het preventieteam, in samenwerking met de stedelijke jeugddienst en de fuiforganisatoren, rond dit fenomeen heeft opgestart is het project fuifbuddies. Jongeren volgen een vorming bestaande uit een sociale vaardigheidstraining, fysieke hulpverlening en een infomoment over de wetgeving omtrent fuiven. Vervolgens kunnen deze jongeren, de fuifbuddies, ingezet worden op fuiven van de eigen vereniging om op die manier mee in te staan voor de veiligheid van de fuifgangers.225 Het is belangrijk het vertrouwen van de fuifgangers te winnen, klaar te staan om ze te helpen en te informeren maar eveneens om ze op hun gepaste houding te wijzen.226 De fuifbuddies hebben vooral een toezichtfunctie en het project fuifbuddies valt dan ook buiten onze definitie van sociale preventie.
Een tweede actie die in 2010 voor het eerst uitgevoerd is, bestaat uit het organiseren van een eindexamenevenement met als doelgroep secundaire schoolstudenten van 12 tot 16 jaar. Het doel hiervan is een alternatief aanbieden aan deze doelgroep in de plaats van dat ze zich in de uitgaansbuurt van Kortrijk gegaan of op andere plaatsen in de stad voor overlast zorgen. Men wil op deze manier de oorzaken (verveling, geen alternatief) van mogelijke criminaliteit aanpakken door gericht te werken naar deze doelgroep jongeren.227 We beschouwen dit dan ook als een sociaal preventief project.
Sinds
2009
zet
men
in
de
Burgemeester
Reynaertstraat
(uitgaansbuurt)
extra
gemeenschapswachten in tijdens de einde-examens-periodes. Zij moeten zorgen voor extra toezicht dus het gaat hier niet over een sociaal preventieve actie.
225
X, (z.d.), ‘Fuifbuddies’, [WWW], stad Kortrijk: [http://www.kortrijk.be/producten/fuifbuddies [30/07/2011] VERHAEGE, K., Opleiding sociale vaardigheden fuifbuddies, document 227 Anoniem, interview, 8 maart 2011 226
72
Geweld in het schoolmilieu Eén op vier leerlingen in het basisonderwijs en één op zeven leerlingen in het secundair onderwijs wordt geconfronteerd met pestgedrag op school. Eén op twintig leerlingen heeft er zelfs dagelijks mee te maken. Pesten gebeurt vooral op een leeftijd tussen de tien en de veertien jaar terwijl cyberpesten voornamelijk voorkomt bij jongeren tussen de twaalf en de zeventien jaar oud. Pesten heeft zowel gevolgen voor het slachtoffer als voor de dader, de groep, de leraren, het gezin en de samenleving.228 In Kortrijk heeft men vier acties tegen pesten.
Een eerste project is ‘Victor en zijn Goedgevoel Machine’ van School Zonder Pesten vzw, dat bedoeld is voor de eerste graad van het basisonderwijs. Met dit project wil men kinderen duidelijk maken welk gedrag aanvaardbaar is en welk niet.229 Een tweede project is het antipestproject ‘ik pest niet. En jij?’ en is bedoeld voor kinderen van de tweede en derde graad van het basisonderwijs. Het bestaat uit vier stappen: eerst wordt er gekeken naar een theatervoorstelling (dit is nu afgeschaft), daarna speelt men een anti-pestspel in de klas waarbij er afspraken worden gemaakt, vervolgens werkt men rond die afspraken en tot slot houdt men een klassikale evaluatie.230 Voor de leerlingen van de eerste graad secundair onderwijs bestaat er de theatervoorstelling ‘Doodgepest’ door DEEZillusie vzw. Bij deze voorstelling ontvangen de leerkrachten nog educatief materiaal waarmee men op een interactieve manier een klasgesprek rond het thema pesten kan opstarten.231 Tot slot is er voor de tweede en derde graad secundair onderwijs een interactief game tegen pesten ontwikkeld.
De bedoeling van deze acties is de kinderen en jongeren bewust maken van de problematiek van geweld in het schoolmilieu. Het gaat hier om sensibiliseringsacties en niet om sociaal preventie projecten. Druggerelateerde maatschappelijke overlast Druggebruikers kunnen door hun gebruik in een moeilijke situatie terechtkomen of voor overlast zorgen in hun omgeving. Druggebruik komt op de tiende plaats binnen de veiligheidsmonitor van 2008. Jongeren worden als een doelgroep beschouwd waarvoor men extra aandachtig moet
228
Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk X, (z.d.), ‘Victor en zijn Goedgevoel Machine’, [WWW], School Zonder Pesten: http://www.schoolzonderpesten.be/ [31/07/2011] 230 Anoniem, interview, 8 maart 2011 231 X, (z.d.), ‘schoolvoorstelling doodgepest, [WWW], DEEZillusie vzw: http://home.scarlet.be/~oogp65/schoolvoorstelling%20doodgepest.html [31/07/2011] 229
73
zijn.232 Eerder zagen we al dat de leeftijd van het eerste gebruik van illegale drugs tussen de veertien en de zestien jaar ligt en dat het aantal personen dat tussen de acht en de tien begint met drugs, stijgt.233 Een eerste actie gericht naar jongeren is het bekend maken van het bestaande aanbod in de drughulpverlening in het secundair onderwijs door middel van het verdelen van een ROTkaart234 waarop alle nuttige hulplijnen staan vermeld. Dit is echter geen sociaal preventief project.235 Een tweede actiepunt waarmee jongeren bereikt worden is de aandacht voor drugproblematiek in de vrijetijdssector en dan specifiek tijdens het Student Welcome Concert. Het gaat hier vooral om sensibilisatiecampagnes en niet om een sociaal preventieve actie. Sociale overlast In bepaalde buurten (Veemarkt, Venning, Lange Munte, Overleie) in Kortrijk bestaat er een concentratie aan problemen (sociaal, financieel, huisvesting, …). Om aan deze problemen tegemoet te komen en de leefbaarheid in de stad te verhogen heeft men straathoekwerk, buurtwerk en gebiedsgerichte werking in het leven geroepen.236 Straathoekwerk en buurtwerk, dat men samen kan benoemen met de verzamelnaam samenlevingsopbouw, zijn sinds dit jaar uit het SVP van Kortrijk verdwenen en valt onder de verantwoordelijkheid van het OCMW.237 Samenlevingsopbouw staat voor een integrale aanpak van samenlevingsproblemen en werkt in op zowel het individuele als het buurtniveau. Door gebruik te maken van de twee werkvormen, buurtwerk en straathoekwerk, wil samenlevingsopbouw bruggen bouwen en zo mensen uit hun achterstellingsituatie halen. Er is hier duidelijk sprake van een sociaal preventieve inslag.238 Het buurtwerk staat onder andere in voor de operationele doelstelling: opzetten en ondersteunen van projecten en initiatieven in de vrijetijdssfeer van jongeren in
232
Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk 234 Rap-Onze-Telefoon-kaart 235 SVP Kortrijk 236 SVP Kortrijk 237 Anoniem, interview, 8 maart 2011 238 X, (z.d.), ‘Buurtwerk’, [WWW], stad Kortrijk: http://www.kortrijk.be/leven-en-welzijn/ocmw/in-mijn-buurt/buurtwerk [31/07/2011] 233
74
aandachtsbuurten en in samenwerking met de sectoren jeugd, sport en cultuur.239 Eén van de doelgroepen van buurtwerk zijn jongeren en dus voldoet deze werkvorm aan de criteria. Het straathoekwerk daarentegen staat in voor ondermeer volgende operationele doelstelling: actief opzoeken, ondersteunen en begeleid doorverwijzen van randgroepjongeren die omwille van diverse redenen tussen alle mazen van de hulpverlening vallen via het straathoekwerk.240 Dankzij straathoekwerk behouden deze personen hun contacten met de samenleving en hun mogelijke toegang tot de hulpverlening. Tevens hebben de straathoekwerkers een belangrijke signaalfunctie aan het beleid omtrent problemen die er heersen in bepaalde buurten.241 Ook hier vormen jongeren een specifieke doelgroep en voldoet deze werkvorm aan de criteria. Een groot deel van het budget van het SVP gaat naar het jeugdcentrum Habbekrats, dat verschillende projecten voor jongeren voorziet. Ten eerste beschikt het over het project Hoekhuis, dat sinds 2006 van start is gegaan en vooral bedoeld is voor maatschappelijk kwetsbare jongeren tot en met de leeftijd van achttien jaar. Er vinden tal van belevings- en ontmoetingsprojecten van Habbekrats plaats.242 Het gaat hier om een sociaal preventief project. Eveneens voorziet Habbekrats pleintjeswerking op woensdagnamiddagen op verschillende pleintjes, voornamelijk in aandachtsbuurten en sociale woonwijken. Er worden activiteiten opgezet en men gaat op kamp met de jongeren, waarbij men zich hoofdzakelijk richt op sociaal kwetsbare jongeren.243 Pleintjeswerking valt binnen de vooropgestelde criteria van sociale preventie. Voor het aanpakken van de spijbelproblematiek heeft de preventiedienst een spijbelcontract met de Kortrijkse scholen afgesloten waarin ze beloven de problematiek op te volgen en eventueel een beleid uit te schrijven. De gemeenschapswachten patrouilleren op plaatsen waar veel scholen samenkomen en gaan op zoek naar spijbelende jongeren.244 Het gaat hier niet om een sociaal preventieve aanpak.
239
SVP Kortrijk SVP Kortrijk 241 X, (z.d.), ‘Buurtwerk’, [WWW], stad Kortrijk: http://www.kortrijk.be/leven-en-welzijn/ocmw/in-mijn-buurt/buurtwerk [07/08/2011] 242 X, (z.d.), [WWW], Habbekrats: http://www.habbekrats.be/nl/HoekhuisTeKortrijk.aspx [31/07/2011] 243 Anoniem, interview, 8 maart 2011 244 Anoniem, interview, 8 maart 2011 240
75
De continuïteit van de projecten In 2008 werd het F.O.X.-project, een project waarbij men vrijwillige jongeren inzette om preventief toezicht te houden in de uitgaansbuurt in Kortrijk om zo criminaliteit en overlast te voorkomen, stopgezet omdat men er geen vrijwilligers meer voor vond. In 2009 werd een soortgelijk project ‘fuifbuddies’ opgestart, waarbij jongeren van verenigingen ingezet kunnen worden op hun eigen fuiven of op grotere evenementen en mee instaan voor het bewaren van de veiligheid. Het aanbod van acties tegen ‘geweld in het schoolmilieu’ is uitgebreid met de animatie ‘School zonder pesten’ voor de leerlingen van de eerste graad van het basisonderwijs en het anti-pestgame ‘RE::PEST’ voor de leerlingen uit de tweede en derde graad van het secundair onderwijs. Rond het fenomeen ‘druggerelateerde maatschappelijke overlast’ voert men in samenwerking met het JAC sinds 2009 minimum twee sensibilisatieacties uit in het uitgaansmilieu gericht op 16- tot 25-jarigen. In het kader van de aanpak van ‘sociale overlast’ heeft men Kortrijk sinds 2007 opgedeeld in zeventien gebieden waar er door de gebiedswerking een aangepast basisaanbod van acties en projecten wordt voorzien. Tevens heeft men gewerkt aan een verbetering van de samenwerking tussen het preventieteam en de lokale politiezone VLAS en heeft men het zonaal veiligheidsplan en het SVP van de stad Kortrijk beter op elkaar laten afstemmen. De buurtwerkingen op de Venning, de Lange Munte en Overleie zijn de laatste jaren verder uitgebreid. Sinds 2011 is het buurtwerk en het straathoekwerk wel uit het SVP verdwenen en valt dit onder de vleugels van het OCMW.245 Ten opzichte van het veiligheidscontract 2005-2006 is er een zeer belangrijk nieuw project toegevoegd aan het SVP, namelijk Habbekrats. Dit sociaal preventief project richt zich vooral naar jongeren die door de mazen van het net vallen en heeft met het Hoekhuis een ideale uitvalsbasis in Kortrijk.246 Tot slot heeft men in de strijd tegen de spijbelproblematiek enkele nieuwe initiatieven ontwikkeld. Vooreerst heeft men een overzicht proberen te krijgen van het fenomeen. Later werd er een werkgroep opgericht en heeft men een anti-spijbelbeleid ontwikkeld. Recent nog heeft men een engagementsverklaring opgesteld die door de Kortrijkse scholen is ondertekend.247 Conclusie In Kortrijk is het aantal sociaal preventieve projecten in het SVP gericht op jongeren eerder beperkt, zeker nu sinds dit jaar het buurtwerk en het straathoekwerk overgeheveld is naar het OCMW. Buiten deze twee acties zijn er nog het eindexamenevenement en Habbekrats, dat pas
245
Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk Anoniem, interview, 22 juni 2011 247 Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk 246
76
sinds 2007 in het SVP is opgenomen. Wat we hierbij wel moeten vermelden is dat bijna 1/5 van het beschikbare budget van het SVP naar Habbekrats gaat. Hiermee is Habbekrats de grootste slokkop. Habbekrats zelf organiseert dan ook zelf veel acties zoals de oprichting van het Hoekhuis en pleintjeswerking. Uitgezonderd voor het eindexamenevenement zijn de doelgroep van de sociaal preventieve projecten (inclusief buurt- en straathoekwerk) steeds maatschappelijk kwetsbare jongeren, die door de mazen van het net glippen en vaak afkomstig zijn uit aandachtsbuurten. Het doel van deze projecten is dat de jongeren de voeling met de samenleving niet verliezen en zo niet in de criminaliteit terechtkomen. Een veelvuldig gebruikte techniek hiervoor is het aanbieden van activiteiten, waar vaak een leerproces aan verbonden is. Naast de net besproken projecten worden er in Kortrijk nog tal van andere acties naar jongeren georganiseerd. Het gaat hier om zowel toezichthoudende, informerende als sensibiliserende acties.
De methodiekbepaling Er zijn verschillende factoren en actoren die mee de methodiek bepalen die in bepaalde projecten wordt gebruikt. De ene al met een meer doorslaggevende invloed dan de ander. We bespreken de belangrijkste actoren hieruit en hun effectieve invloed. Lokale veiligheidsdiagnostiek In 2006 werd voor het eerst een LVD opgemaakt voor Kortrijk en dit op basis van de federale veiligheidsmonitor, de cijfers van de politiezone VLAS, de stads- en wijkmonitor en subjectieve gegevens van personen die op het terrein werken. Met de LVD wil men een beeld schetsen over Kortrijk op vlak van veiligheid en problemen en uitdagingen in kaart brengen. In 2009 heeft men een vergelijkende LVD opgesteld en deze is in 2010 geüpdatet. Hiervoor zijn nieuwe of bijkomende bronnen gebruikt. 248 De LVD wordt gebruikt als basis om te bepalen rond welke fenomenen men in de toekomst gaat werken of welke fenomenen minder aandacht behoeven.249 Mensen op het terrein (veldwerkers – coördinatoren) De voornaamste taak van de mensen op het terrein is het uitvoeren van de projecten, de acties. Een voorbeeld hiervan zijn de gemeenschapswachten die in het kader van gebiedswerking een soort communicatiekanaal vormen tussen het stadsbestuur en de inwoners, in beide richtingen. In 248 249
Kortrijk
is
echter
het
onderscheid
tussen
de
echte
veldwerkers
en
de
Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk Anoniem, interview, 22 juni 2011
77
administratie/coördinatoren zeer vaag. Het zijn net zo goed mensen van een stadsdienst als van het preventieteam zelf, die mee de handen uit de mouwen steken om de projecten uit te voeren. Voor de uitwerking van de acties zitten de uitvoerders mee rond de tafel.250 Administratie Een groot deel van de projecten en op die manier ook de methodieken, worden ontwikkeld door het stedelijk preventieteam dat eveneens zelf op zoek gaat naar geschikte partners. “Maar meestal, … , is het zo dat wij projecten ontwikkelen en dat wij dan kijken welke zijn de partners die hierin een rol kunnen spelen”.251 Het is hoofdzakelijk de preventieambtenaar die zich hier mee
bezig houdt, maar dit wel steeds in samenspraak met zijn directeur. Af en toe zijn er projecten waar het preventieteam enkel een ondersteunde rol opneemt en niet instaat voor de regie. Voor een verdere uitwerking van de actie wordt er overleg gepleegd met de betrokken partners, die kunnen gekozen worden uit onder andere de verschillende stadsdiensten, de lokale politie, het OCMW, e.d. Wanneer het gaat om grote projecten wordt er advies gevraagd aan de directeur(en) of aan de directie van de samenwerkende organisatie of instituut. Tevens blikt de preventieambtenaar samen met zijn directeur en de interne evaluator, met iemand van gebiedswerk en met de bevoegde schepen, vooruit om het perspectief dat ze willen volgen in het kader van de veiligheidsketen te bepalen. Men wil afstappen van de probleemgerichte, meer preventief curatieve aanpak (die vanuit Brussel ondermeer wordt opgelegd door de vijftien fenomenen voorop te stellen) en meer op een positieve, proactieve manier gaan werken.252 Politiek In de hele denkoefening die men momenteel maakt over hoe men in Kortrijk in de toekomst rond criminaliteit en veiligheid wil werken, is de verantwoordelijke schepen mee betrokken. Voor de rest kan het preventieteam vrij autonoom te werk gaan en is de politieke inmenging redelijk beperkt. Wel worden alle activiteiten en plannen opgevolgd door de verantwoordelijke schepen via een tweewekelijks overleg waarin hij inhoudelijke kritische opmerkingen geeft, maar uiteindelijk een beperkte invloed uitoefent. De inmenging blijkt wel gedeeltelijk afhankelijk te zijn van de persoonlijkheid en interesse van de schepen. De vorige schepen, bevoegd voor het veiligheidsbeleid, hield zich veel meer bezig met deze thematiek en had op die manier meer zeggenschap in de wijze waarop er gewerkt werd, terwijl de huidige schepen nog tal van andere bevoegdheden en functies heeft en daarom alles meer zijn gang laat gaan. Ondanks het feit dat 250
Anoniem, interview, 22 juni 2011 Citaat uit: Anoniem, interview, 22 juni 2011 252 Anoniem, interview, 22 juni 2011 251
78
bij het opstellen van de acties de politieke invloed beperkt is, ligt de verantwoordelijkheid en eindbeslissing toch bij het lokaal bestuur, met als eindverantwoordelijke de burgemeester. Elk project moet op het college van Burgemeester en Schepenen komen en afhankelijk van welke diensten erbij betrokken zijn, moeten bepaalde schepenen dit ondertekenen. Evenzeer moet het SVP door het college en de gemeenteraad worden goedgekeurd. Hier kan men in principe fenomenen bijnemen of verwijderen maar het is grotendeels het preventieteam zelf dat wijzigingen aanbrengt in de vorm van samenvoegingen of wijzigingen aan operationele doelstellingen, te verwachten resultaten, indicatoren en verkregen resultaten. Het is moeilijk te zeggen of een machtsverschuiving binnen het lokale bestuur grote veranderingen zou teweeg brengen omdat sinds de preventiecontracten zijn ingevoerd CD&V altijd in de meerderheid heeft gezeten. Bij een wisseling van coalitiepartner vinden er vaak enkel wat accentverschuivingen plaats en dit gaat dan meer over fenomenen en prioriteiten en niet over de inhoud of de manier van aanpak (Open VLD vindt bijvoorbeeld winkeldiefstal belangrijker). Een mogelijke reden dat men aangeeft van de geringe politieke inmenging is dat Kortrijk geen lokaal integraal veiligheidsplan heeft. Dit is een plan dat gelijkloopt met een legislatuur en eveneens een zeer lokaal gegeven is waardoor de politieke invloed op het veiligheidsbeleid een stuk groter is.253 Omvang en aard van criminaliteit Zoals we al eerder aangaven baseert men zich op cijfers en trends om meer of minder in te zetten op een bepaald fenomeen. Bij een verhoging gaat het hier vooral over het (tijdelijk) extra inzetten op een bepaald fenomeen in samenwerking met andere partners en niet om het toepassen van een andere methodiek naar dit fenomeen toe. “dat is een jeugdhuis waar er een keer een fuif was waarop er zwaar gevochten is geweest, dat de schepen toen wel aanhaalde naar ons (preventieteam) toe van: zouden jullie niets kunnen doen rond het inzetten van jongeren op fuiven”.254
De methodiek van werken wordt vaak bepaald door het fenomeen waarrond er gewerkt wordt. Rond geweld in het schoolmilieu wordt bijvoorbeeld anders gewerkt dan rond winkeldiefstal. Men geeft wel aan dat men niet per fenomeen een welbepaalde methodiek heeft uitgewerkt of ter beschikking heeft. Voor sociale overlast is dit wel het geval en werkt(e) men met de methodieken buurtwerk en straathoekwerk. Specifiek naar jongeren toe probeert men niet alleen naar de aard van de feiten te kijken maar eveneens naar de oorzaken om afhankelijk daarvan iets te ondernemen. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat een jongere spijbelgedrag vertoont 253 254
Anoniem, interview, 22 juni 2011 Citaat uit: interview, anoniem, 22 juni 2011
79
en dit niet aan schoolmoeheid te wijten is maar aan een verzuurde relatie met de school of met de leerkracht. Afhankelijk van de oorzaak is een verschillende aanpak aan de orde.255 Andere (f)actoren Een eerste belangrijke factor die een invloed heeft op de methodieken is een studie van het KATHO in Kortrijk naar de manier waarop men de methodieken preventie, gebiedswerk en buurtwerk beter op elkaar kan afstemmen. De betrokken partners komen vaak samen om de evoluties van deze studie te bespreken. Men verwacht dat er uit deze studie een aantal instrumentaria naar boven gaan komen die voor een betere afstemming gaan zorgen tussen de verschillende methodieken. De media en de publieke opinie spelen eveneens een rol, al gaat dit meer over het inzetten van middelen voor een bepaald fenomeen en minder over het aanpassen van een methodiek. Tevens hangt hun rol af van de gevoeligheid van de schepen hiervoor. “Onze voorgaande schepen was daar zeer gevoelig voor. Als die las in de krant van bijvoorbeeld: … in ziekenhuizen wordt er meer en meer gestolen en zij was dan direct van oordeel: we zouden iets moeten doen rond diefstal in ziekenhuizen.”256 Tot slot is er nog de rol van Brussel, meer bepaald van het SLIV, die algemene richtlijnen geeft voor het opstellen van het SVP en de afgewerkte versies van de SVP’s goedkeurt. Het SLIV bepaalt 15 fenomenen die aan bod moeten/kunnen komen in het SVP en omdat de keuze voor een methodiek samenhangt met het te bestrijden fenomeen, heeft dit een impact.257 Conclusie De methodiekbepaling in Kortrijk gebeurt voor de meeste projecten door het stedelijk preventieteam. Zij gaan hiervoor rond de tafel zitten met partners die hen het meest geschikt lijken voor die welbepaalde actie. Af en toe worden er ook projecten buiten het preventieteam opgestart en heeft het team enkel een ondersteunende functie. Het lokaal bestuur heeft een beperkte
inbreng
bij
de
methodiekbepaling,
al
beschikt
het
wel
over
de
eindverantwoordelijkheid van alle projecten en is die inbreng afhankelijk van persoonlijke interesse en mogelijkheden van de bevoegde schepen. De uitvoerders van de acties denken mee na over de uitwerking van hun projecten maar hun invloed op de methodiekbepaling is eerder gering. De lokale veiligheidsdiagnostiek speelt voornamelijk een rol bij het bepalen van de 255
Anoniem, interview, 22 juni 2011 Citaat uit: interview, anoniem, 22 juni 2011 257 Anoniem, interview, 22 juni 2011 256
80
fenomenen en minder bij de keuze van de werkwijze. Hetzelfde geld voor de omvang van criminaliteit (die men ondermeer afleidt uit de LVD). Bij de methodiekbepaling houdt men wel rekening met de aard van het fenomeen en de mogelijke oorzaken van de criminaliteit of overlast. Hiermee hangt het belang van de vijftien vooropgestelde fenomenen van het SLIV voor het SVP samen. De rol van de publieke opinie en de media is niet zo groot maar dit is eveneens afhankelijk van de gevoeligheid hiervoor van de bevoegde schepen. Tot slot heeft men in Kortrijk reeds vastgelegd dat men voor de werking van het volgende SVP de gehele veiligheidsketen erbij wil betrekken. De bepalende actoren hierbij zijn leden van het stedelijk preventieteam, iemand van gebiedswerk en de bevoegde schepen.
5.4.6 Conclusie Kortrijk Het aantal (twee) sociaal preventieve projecten naar jongeren toe dat momenteel nog in het SVP geschreven staat, geeft misschien een vertekend beeld. Ten eerste zijn er net sinds dit jaar (2011) twee grote sociaal preventieve projecten verdwenen (buurt- en straathoekwerk) en ten tweede gaat maar liefst bijna 1/5 van het budget naar het sociaal preventie project Habbekrats, dat sinds 2007 via het SVP gefinancierd wordt. Toch zijn het voornamelijk toezichthoudende, informerende of sensibiliserende projecten gericht op jongeren. Ondanks het feit dat de verantwoordelijkheid over alle projecten bij het lokaal bestuur (meerderheid gevormd door CD&V - N-VA) en vooral de burgemeester (CD&V) ligt, hebben zij een geringe invloed op de methodiekbepaling. Wel spelen ze een belangrijkere rol in het bepalen van het toekomstig veiligheids - en preventiekader. Net als voor de andere steden was het zeer moeilijk gegevens te verzamelen over jeugdcriminaliteit in Kortrijk en daarom is het niet eenvoudig om uitspraken te doen over het verband tussen de omvang en de aard van de jeugdcriminaliteit en het type preventie in de stad. Men gaf wel aan dat de omvang hoofdzakelijk impact heeft op de keuze voor fenomenen terwijl de aard en de mogelijke oorzaken meer een invloed hebben op de methodiekbepaling.
81
5.5 Jeugddelinquentie en de aanpak ervan in Mechelen 5.5.1 Kenmerken stad Mechelen ligt centraal tussen Brussel, Antwerpen en Leuven. Het bevolkingsaantal steeg de laatste twintig jaar voortdurend en op 1 januari 2011 stond de teller op 81.840. Een kleine 15.000 daarvan wonen in één van de deelgemeentes van de stad (Walem, Muizen, Hombeek, Leest en Heffen). Met een oppervlakte van 65,19 km2 komt dit neer op een bevolkingsdichtheid van ongeveer 1.230 inwoners per km2.258 21,16 % van de inwoners heeft een leeftijd van 0 tot en met 17 jaar (cijfers 01/01/2008).259 De politieke meerderheid wordt in Mechelen gevormd door een coalitie van Open VLD-CDO-GROEN! en SP.A (2007-2012) en staat onder leiding van burgemeester Bart Somers (Open VLD). De samenstelling van het college van burgemeester en schepenen ziet er als volgt uit: 6 personen uit het kartel Open VLD -CDO-GROEN! (4-1-1) en 4 personen uit de partij SP.A. De meerderheid in de gemeenteraad wordt eveneens gevormd door de coalitie Open VLD-CDO-GROEN! en SP.A. De samenstelling van de gemeenteraad ziet er als volgt uit: 14 personen uit het kartel Open VLD-CDO-GROEN!, 8 personen van de partij SP.A, 11 personen van de partij Vlaams Belang en 8 personen uit het kartel CD&V-N-VA. Van 2001 tot 2006 werd deze meerderheid gevormd door VLD, CD&V en Groen!, eveneens onder leiding van Bart Somers. In Mechelen valt ‘Veiligheid’ onder de bevoegdheid van de burgemeester260 en is er een aparte schepen van preventie. De interne evaluator is verantwoordelijk voor het opvolgen en evalueren van het SVP. Zij valt onder de bevoegdheid van de preventieambtenaar, die werkt voor de dienst Preventie en Veiligheid. Dit is een dienst onder de afdeling Welzijn dat onder het departement Samenleving valt. (zie organogram) 261 Jaarlijks wordt er een bedrag van 821.562 euro toegekend aan de stad Mechelen in het kader van het SVP.262
258
X, (z.d.), ‘Mechelse weetjes’, [WWW], stad Mechelen: http://www.mechelen.be/content/2226/mechelse-weetjes.html [13/05/2011] 259 X, (z.d.), ‘Mechelen’, [WWW], Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Mechelen_(stad) [13/05/2011] 260 X, (z.d.), ‘College van burgemeester en schepen’, [WWW], stad Mechelen: http://www.mechelen.be/1299/collections/351/samenstelling.html [13/05/2011] 261 Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 262 SVP Mechelen
82
Departement samenleving
Afdeling Welzijn
Preventie en Veiligheid
...
preventieambtenaar (coördinatie)
intern evaluator
stafmedewerker jongerenpreventie
administratieve kracht
alternatieve gerechtelijke maatregelen
SVP
stafmedewerker buurtpreventie
communicatie
stafmedewerker geweld- en vermogenscriminaliteit
Stafmedewerker druggerelateerde overlast
Figuur 5:: Organogram van de werking rond het SVP in Mechelen.
5.5.2 Jeugddelinquentie en jongerenproblemen jongeren Ondanks het feit dat het onveiligheidsgevoel van de Mechelaars het laatste decennium alleen maar gedaald is, scoort Mechelen hier met een tweede tweede plaats van alle centrumsteden263 slecht. Op vlak van mijdgedrag is het nog slechter gesteld, hier prijkt Mechelen helemaal bovenaan, ondanks dat ook hier gedurende jaren een daling is waargenomen. 23,6 % van de Mechelaars mijdt bepaalde plaatsen (cijfers (cijfers 2008). Maar het ergste is het gesteld met de indicator slachtoffersgraad. Met een percentage van 27,5% scoort Mechelen veel slechter dan de tweede in het rijtje, die een percentage van 19,9 % behaalt. Omtrent spijbelgedrag in het voltijds secundair onderwijs wijs bevindt Mechelen zich op een vierde plaats van de centrumsteden. 1,1 % van 14-15 15 jarigen waren minstens 30 halve dagen afwezig in het schooljaar 2007-2008. 2007 In het 263
Aalst, Antwerpen, Brugge, Genk, Genk Gent, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Oostende Roeselare, SintNiklaas, Turnhout
83
deeltijds onderwijs liggen deze cijfers veel hoger, tot ongeveer 30 % in het schooljaar 2007-2008. Desondanks ligt dit percentage in veel centrumsteden nog hoger en eindigt Mechelen hierbij op een achtste plaats. Opmerkelijk is het grote verschil (1,1 % tegenover 30 %) tussen het deeltijds en het voltijds onderwijs. 85% van de Mechelaars vindt dat zijn buurt er ‘heel’ tot ‘eerder’ verzorgd uitziet. 15% daarentegen is minder tevreden (‘eerder’ of ‘heel’ onverzorgd).264 Specifieke cijfers over jeugddelinquentie in Mechelen waren er niet beschikbaar.
5.5.3 Lokale aanpak Verschillende diensten en organisaties gaan de strijd aan met (jeugd)delinquentie in Mechelen. Ondermeer de dienst Preventie en Veiligheid doet dit met verschillende (preventieve) projecten. Het doel van deze dienst is het leven in de stad zo aangenaam mogelijk te maken en de onveiligheidsgevoelens bij de mensen verminderen. De dienst staat in voor volgende thema’s: drugs, diefstal, gemeenschapswachten, jongeren, geweld en overlast. Een tweede dienst is de dienst (Coördinatie) Integrale Veiligheid, die zelf initiatieven aanbrengt en projecten uitwerkt om de veiligheid te verhogen en overlast aan te pakken. De dienst doet zowel aan preventie, repressie als nazorg. Eén van de belangrijkste taken is het organiseren van samenwerking rond projecten. Belangrijke actoren hierbij zijn de dienst preventie en veiligheid, de lokale politie en het Openbaar Ministerie. Andere actoren zijn verantwoordelijken uit het welzijnswerk, het onderwijs, justitiële organisaties, handelsorganisaties, e.d. Er is tevens een Mechels integraal veiligheidsplan opgesteld (2008-2013). Een derde dienst die zich bezighoudt met de veiligheid in de stad is de politie, zij houden zich vooral bezig met repressie.265 De veiligheidsketen wordt mooi in stand gehouden. Indien er bepaalde thema’s of groepen naar boven komen, wordt er hierover overleg gepleegd door de verantwoordelijken van de dienst preventie en integrale veiligheid. Het is vooral politie en integrale veiligheid dat jeugddelinquentie aanpakt maar op preventief vlak draagt de dienst preventie en veiligheid zeker haar steentje bij.266
264
Actualisatie Lokale Veiligheidsdiagnostiek 2006 Mechelen X, (z.d.), [WWW], stad Mechelen: http://www.mechelen.be/1299/collections/351/samenstelling.html [13/05/2011] 266 Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 265
84
5.5.4 Repressiebeleid Het gemeentebestuur wil vooral overlast bestrijden en doet dit aan de hand van een Algemene Bestuurlijke Politieverordening. Sancties die kunnen volgen bij het overtreden van deze verordening of van een ander politiereglement zijn een politiestraf of een Gemeentelijke Administratieve Sanctie. Hier kunnen eventueel nog opruimkosten of bemiddeling (vrijwillig) bijkomen. Voor minderjarigen voorziet men het NERO-project. NERO staat voor Normstelling En Responsabilisering naar aanleiding van Overlast en hiermee oogt men snel maatregelen te kunnen nemen wanneer jongeren voor overlast zorgen of lichte inbreuken plegen. Er wordt begeleiding aangeboden aan zowel de jongere als aan de ouders. Eveneens is bemiddeling met het slachtoffer (indien dit er is) mogelijk. De stad Mechelen voorziet ook een combitaks. Dit is een boete van 100 euro per persoon per rit die je moet betalen nadat je opgepakt bent en mee moet met de politiewagen. De redenen voor het oppakken kunnen uiteenlopen: het weigeren van een ademtest, openbare dronkenschap, overlast, of na een bestuurlijke aanhouding als je de openbare orde verstoort. De politie organiseert, samen met de plaatselijke overheid, zorgtrajecten. Tegen 2014 komt er een instelling voor jeugddelinquenten in Mechelen, op een paar uitzonderingen na specifiek voorzien voor jongeren uit Mechelen. Deze residentiële voorziening is de laatste fase van de zorgtrajecten die nu reeds van start zijn gegaan. Het gaat om een samenwerking tussen de stad, de Vlaamse Overheid en vzw Emmaüs. Politie, parket en onderwijs hebben een protocolovereenkomst afgesloten waarmee men probeert iets te ondernemen tegen crimineel gedrag in de schoolomgeving en spijbelgedrag. 267
5.5.5 Preventiebeleid Ondanks dat politie vooral repressief te werk gaat, heeft ze zeker ook een preventieve inbreng. Zo doen ze onder andere aan vakantietoezicht, participeert in het leven in de buurten, organiseert verkeersprojecten voor jongeren en zelfs haar aanwezigheid op straat alleen al heeft een preventief effect.268 Bij het Jongeren Advies Centrum of kortweg het JAC (Vlaams niveau), kan je terecht voor allerlei informatie, workshops of andere activiteiten rond thema’s gegrepen uit het dagelijkse leven van jongeren. Op die manier wil het jongeren helpen bewuste keuzes te maken, ervaringen uit te wisselen, stil te staan bij hun gedrag, waarden en normen en
267 268
X, (z.d.), [WWW], stad Mechelen: www.mechelen.be [13/05/2011] X, (z.d.), [WWW], politie Mechelen: www.politiemechelen.be [13/05/2011]
85
risicogedrag te voorkomen.269 Er is het Centrum voor Jeugd en Gezin (Vlaams niveau), dat acties uitwerkt rond zelfmoord en drugs.270 Dan is er nog de dienst Preventie en Veiligheid. De preventieambtenaar is verantwoordelijk voor deze dienst. Hij moet ervoor zorgen dat alle genomen preventiemaatregelen goed verlopen en opgevolgd worden. Hij is tevens verantwoordelijk voor het SVP van Mechelen, de evaluatie van de projecten en is contactpersoon voor andere diensten, de bevolking, FOD Binnenlandse Zaken en Justitie. Mensen die inbraakvertragende maatregelen voorzien, kunnen hiervoor een premie krijgen van de stad. Een andere belangrijke actor voor preventie zijn de gemeenschapswachten. Zij zorgen voor een verhoging van het veiligheidsgevoel bij de burgers en zijn eveneens een aanspreekpunt. Andere taken zijn: het afwezigheidtoezicht, ondersteunen fietsprojecten, verkeersveiligheid in schoolomgevingen, sensibilisering, patrouilles, toezicht op lijnbussen en preventieve aanwezigheid in recreatiedomein de Nekker.271 Maar het belangrijkste element in het preventiebeleid van de stad Mechelen is het Strategisch Veiligheids- en Preventieplan, waarin tal van preventieprojecten rond allerlei fenomenen beschreven staan. Wat we kunnen vaststellen is dat de lokale initiatieven (over heel de veiligheidsketen) vooral gericht zijn op kleinere criminaliteit en dat grotere delicten een thema zijn voor het bovenlokaal niveau.
Structuur SVP Zoals eerder gezegd valt het SVP in Mechelen onder de verantwoordelijkheid van de preventieambtenaar. De fenomenen die in het SVP van Mechelen behandeld worden zijn: sociale overlast, geweld in schoolmilieu, schoolverzuim, jeugdcriminaliteit, druggerelateerde maatschappelijke overlast, inbraak, gauwdiefstal, winkeldiefstal, fietsdiefstal, diefstal van en in auto’s, geweld tijdens evenementen en publieke gebeurtenissen, geweld in het openbaar vervoer, intrafamiliaal geweld en afpersing. Enkel diefstal door middel van list ontbreekt als fenomeen.272 Er zijn vier stafmedewerkers die allemaal rond bepaalde fenomenen werken binnen hun peiler. Uit een poging deze te clusteren kwam men tot vier volgende pijlers: buurtpreventie, jongerenpreventie, geweld- en vermogenscriminaliteit en druggerelateerde overlast. De vier stafmedewerkers werken geregeld samen en er is dikwijls overlapping over de pijlers heen.273 In het volgende nieuwe SVP wil men een duidelijker onderscheid maken tussen alle toezichthoudende functies en de meer sociaal preventieve functies (onder andere het 269
X, (z.d.), [WWW], JAC Mechelen: www.jacmechelen.be [13/05/2011] Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 271 X, (z.d.), [WWW], stad Mechelen: www.mechelen.be [13/05/2011] 272 SVP Mechelen 273 Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 270
86
straathoekwerk). De uitwerking hiervan is afhankelijk van de toekomstige structuur betreffende de werkingen rond kansarme jeugd.274 (Bijna) alle algemene campagnes zijn onder andere gericht op jongeren. Daarom is een afbakening noodzakelijk en behandelen we enkel projecten waarbinnen jongeren een specifieke doelgroep zijn.
Sociaal preventieve projecten per fenomeen In dit gedeelte kijken we per fenomeen of hier sociale preventieve projecten aanwezig zijn. We baseren ons hiervoor op de definitie van sociale preventie die we eerder hebben opgesteld en vermelden enkel de projecten gericht op jongeren. Sociale overlast Dit fenomeen wordt door het SVP van Mechelen op drie verschillende manieren benaderd: semiinformeel toezicht door sleutelfiguren, inrichting van ruimtelijke omgeving en conflictresolutie via bemiddeling. De stad heeft hierbij een sturende rol, zorgt voor voldoende middelen en pleegt overleg met de lokale politie. De gemeenschapswachten spelen een belangrijke rol bij de uitvoering door middel van hun ‘gemeenschapsgerichte preventiezorg’, waar een territoriale invalshoek centraal staat. De algemene doelstelling voor sociale overlast gaat als volgt: sociale overlast en/of onveiligheidsgevoelens voorkomen, aan het licht brengen en verminderen. Zoals we eerder gezien hebben scoort Mechelen slecht op dit vlak, ondanks een daling het laatste decennium. Een eerste project naar jongeren toe rond sociale overlast was een sociaal artistiek project in verband met graffiti. Doelstelling was de jongeren te betrekken bij de verfraaiing en het laten heropleven van de buurt.275 Dit project is echter overgeheveld van de dienst preventie en veiligheid naar de jeugddienst omdat het hier beter in het plaatje paste en het voor de jongeren op deze manier overzichtelijker was. Hiermee is dit project uit het SVP verdwenen.276 Een tweede actie binnen dit fenomeen gericht naar jongeren, is de inzet van mobiele pleintjeswerkers. Het doel van het inzetten van deze pleintjeswerkers is het verhogen van het informeel toezicht op speelpleinen, sportinfrastructuur en andere overlastgevoelige plaatsen.277 De jobstudenten die hiervoor ingezet worden moeten het goede voorbeeld geven en spelende
274
Voortgangsrapport 2007-2008-2009-2010 Mechelen SVP Mechelen 276 Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 277 SVP Mechelen 275
87
jongeren wijzen op hun storend gedrag om zo de overlast die ze veroorzaken in te dijken.278 Het gaat hier eerder om het beoefenen van een toezichtfunctie en men gaat niet werken aan de achterliggende oorzaken die de overlast of het storend gedrag veroorzaken. We beschouwen dit niet als een sociaal preventief project. Geweld in het schoolmilieu Dit fenomeen omvat veel verschillende soorten problemen: van geweld tussen leerlingen tot drugsproblemen. Goed overleg tussen alle betrokken actoren is daarom noodzakelijk met als belangrijkste taken het signaliseren van problemen en het ondersteunen van veldwerkers. De algemene doelstelling luidt als volgt: geweld in schoolmilieu en/of onveiligheidsgevoelens voorkomen, aan het licht brengen en verminderen. Het PrOS-project (Probleemgedrag Op School) is één van de projecten dat wordt georganiseerd rond geweld in het schoolmilieu. Het is ontstaan uit een samenwerking tussen de stad Mechelen en CGG De Pont.279 De doelgroep zijn jongeren tussen de 10 en de 18 jaar die in Mechelen wonen en naar school gaan. Het project biedt ondersteuning aan zowel de leerling, de school en het gezin om zo de leerling trachten te motiveren zich in te zetten voor zijn schoolcarrière. Er zijn verschillende trajecten mogelijk: PrOS individueel waarbij men zowel met de jongere aan de slag gaat als met zijn ouders en zijn gezin. Er is het PrOS groepstraject waarbij groepswerking een grote rol speelt maar eveneens rekening wordt gehouden met de context van de jongere, zijn ouders en de school. Bij de korte time-out is er een korte begeleiding waarbij de nadruk ligt op netwerking. Tot slot is er nog het lange time-out project waarbij men zowel in groep als met het individu gaat werken.
280
Hierbij gaat men ook werken aan de sociale vaardigheden van de
jongeren.281 Met dit project wil men duidelijk de band tussen de jongere en de maatschappij versterken door zowel interventies te ondernemen gericht op het individu als op zijn ouders, zijn gezin en de school. Het PrOS-project valt hiermee binnen onze afbakening van sociale preventie. Schoolverzuim Ook bij dit fenomeen is een goede afstemming van de verschillende actoren noodzakelijk. De algemene doelstelling is: schoolverzuim en/of onveiligheidsgevoelens voorkomen, aan het licht 278
X, (z.d.), ‘Mobiele speelpleinwerkers’, [WWW], stad Mechelen: http://www.mechelen.be/content/1687 [23/05/2011] 279 X, (z.d.), Project: PrOS: schooluitvalpreventieproject, [WWW], Onderwijs. Vlaanderen: http://www.ond.vlaanderen.be/lokaalbeleid/projecten/Centrumsteden/Projectfiches/Mechelen_PrOS.htm [05/07/2011] 280 Spijbelplan Mechelen 281 Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011
88
brengen en verminderen. Uit het cijfermateriaal dat hierover is vrijgegeven kunnen we afleiden dat er nog heel wat werk aan de winkel is, vooral wat het deeltijds onderwijs betreft. Het schooluitvalpreventieproject is een onderdeel van het PrOS-project en er wordt hiervoor samengewerkt met de Groep Intro vzw Vlaams-Brabant. Met dit project wil men een einde maken aan het voortdurend escalerende gedrag van de jongere en werken aan de relatie tussen de school en de leerling. Men gaat op zoek naar de achterliggende oorzaak van het probleem bij de jongere – dat meestal gevonden wordt in de bredere context - en men probeert de bredere context erbij te betrekken. De doelgroep zijn jongeren uit het secundair onderwijs. Er wordt aan de jongeren een 4-wekelijkse buitenschoolse opvang aangeboden, waarbij er allerlei activiteiten worden voorzien en een 2 weken durende follow-up.282 Men probeert met dit project de kern van het probleem te achterhalen en aan te pakken. Het schooluitvalpreventieproject beschouwen we als een sociaal preventief project. Jeugdcriminaliteit De oorzaken van jeugdcriminaliteit worden gelegd bij risicofactoren die men bij de jongeren terugvindt op verschillende levensdomeinen. Men is ervan overtuigd dat meerdere manieren van aanpak nodig zijn om jeugdcriminaliteit te doen afnemen. Het is wel belangrijk dat men blijft proberen de moeilijk bereikbare groepen er bij te betrekken. De algemene doelstelling gaat als volgt: jeugdcriminaliteit en/of onveiligheidsgevoelens voorkomen, aan het licht brengen en verminderen.283 De school is een populaire weg om jongeren te bereiken en te sensibiliseren.284 Een eerste project naar jongeren toe voor dit fenomeen is de kinder- en tienerwerking die als doelgroep maatschappelijk kwetsbare groepen heeft.285 De werking is gericht op kinderen (eerste tot vijfde leerjaar) en tieners (zesde leerjaar tot derde secundair) en is aanwezig in 3 wijken: Oud Oefenplein, Nekkerspoel en Arsenaal. Zelfontplooiing en diversiteit zijn belangrijke kernbegrippen waarrond men werkt met de jongeren. Naast een aanbod van tal van activiteiten biedt de werking eveneens huiswerkbegeleiding op maat voor kinderen van de lagere school en kunnen de jongeren er terecht voor ondersteuning op verschillende levensdomeinen.286 Sinds
282
X, (z.d.), Project: PrOS: schooluitvalpreventieproject, [WWW], Onderwijs. Vlaanderen: http://www.ond.vlaanderen.be/lokaalbeleid/projecten/Centrumsteden/Projectfiches/Mechelen_PrOS.htm [05/07/2011] 283 SVP Mechelen 284 Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 285 SVP Mechelen 286 X, (z.d.), ‘kinder- en tienerwerkingen’, [WWW], jeugddienst Mechelen, http://jeugd.mechelen.be/nl/1836/content/4982/kinder-en-tienerwerkingen.html [25/05/2011]
89
2008 wordt deze actie uitgevoerd door de jeugddienst en men heeft daar zelfs een coördinator voor aangenomen.287 Maar zolang er geen reguliere middelen voor zijn gevonden blijft de financiering door het SVP gebeuren. Het is uiteindelijk wel de bedoeling dat dit project uit het SVP verdwijnt.288 Wat men wel zeker in het SVP wil behouden zijn de tienercoaches. Zij bieden ondersteuning aan de kinder- en tienerwerking door mee te doen aan de activiteiten maar vooral door de jongeren met individuele problemen eruit te plukken en hen te begeleiden. 289 De tienercoach probeert de problemen op één of meerdere levensdomeinen op te lossen door samen met de jongere en zijn omgeving een gepaste begeleiding te voorzien en er zo voor te zorgen dat de jongere zijn band met de ruimere leefomgeving niet verliest.290 In 2008 werd om financiële redenen het aantal tienercoaches teruggeschroefd van twee naar één.291 De tienercoach, die aan de slag gaat in bepaalde moeilijkere buurten, probeert de jongere bij de maatschappij te betrekken en richt zich hierbij ook op de sociale context van de jongere. Dit project valt binnen onze criteria van sociale preventie. Een ander sociaal preventief project is het mobiel jeugdwerk, dat zich preventief richt op jongeren die overlast veroorzaken in bepaalde wijken en zo in conflict geraken met de buurtbewoners. Het takenpakket van een mobiele jeugdwerker bestaat uit: vertrouwensrelatie opbouwen met de jongeren, hen begeleiden op verschillende levensdomeinen, eventueel doorverwijzen naar de hulpverlening en ondersteunen van kinder- en tienerwerkers.292 Ze zijn geëvolueerd van een meer toezichtgerichte functie op hun doelgroep (allochtone jongeren) naar meer individuele begeleiding (wat er altijd al in zat) van jongeren en jongvolwassenen. Dit is tevens het verschil met straathoekwerk waar de doelgroep geen specifieke leeftijdsafbakening kent.293 De mobiele jeugdwerkers werken intensief met de jongeren samen en trachten hen te ondersteunen op alle levensdomeinen waar er zich problemen voordoen. Ze richten zich eveneens op wijken waar er zich conflicten voordoen en waar er dus een grotere kans op
287
Evaluatietabel 2007 – 2008 -2009 – 2010 Mechelen Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 289 Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 290 MAES, B., (07/07/2008), ‘Tienercoach’, [WWW], jeugdwerknet: http://www.jeugdwerknet.be/jobs/job/tienercoach [25/05/2011] 291 SVP Mechelen 292 X, (z.d.), ‘Mobiele jeugdwerkers’, [WWW], stad Mechelen: http://www.mechelen.be/content/1691/mobiele-jeugdwerkers.html [25/05/2011] 293 Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 288
90
jeugdcriminaliteit bestaat. We beschouwen de mobiele jeugdwerkers als een sociaal preventieve actie. Het straathoekwerk in Mechelen staat in voor het opbouwen van zorgzame relaties met maatschappelijk kwetsbare jongeren in probleemwijken.294 In het SVP vallen ze onder jongerenpreventie maar in het organogram van de stad staan ze onder buurtpreventie. Het is moeilijk om straathoekwerk te plaatsen en er wordt getwijfeld of het eigenlijk wel in het SVP thuishoort. In het oorspronkelijke plan stond dat 60 % van de bereikte doelgroep tussen de 16 en de 30 jaar moest zijn, maar dit is er ondertussen uitgelaten omdat het straathoekwerk zich naar alle maatschappelijk kwetsbare personen richt. Het is tevens afhankelijk van de leeftijd van de straathoekwerker zelf welke leeftijd er vooral bereikt wordt.295 De personen met wie men werkt zorgen vooral voor veel overlast (lawaai, rondhangen, blowen, e.d.), maar hebben geen doelgerichte slachtoffers. Een deel ervan is al in contact gekomen met politie en justitie. De meesten hebben geen diploma secundair onderwijs en geen werk. Straathoekwerkers in Mechelen werken met een mengelmoes aan etniciteit: veel Marokkanen, Congolezen, maar ook Vlamingen.296 Wanneer er zich problemen voordoen wordt er eerst gekeken of dit niet door personen binnen het netwerk van de ‘cliënt’ kan worden opgelost, in plaats van direct naar hulpverlening of andere organisaties te stappen. Op die manier onderhoudt men contact met zijn sociaal netwerk en wordt dit zelfs versterkt.297 We beschouwen dit als een sociaal preventief project omdat men er voor zorgt dat men de voeling met de maatschappij niet verliest en men intensief gaat samenwerken met de personen. Jongeren vormen echter geen specifieke doelgroep meer. Druggerelateerde maatschappelijke overlast Bij druggerelateerde maatschappelijke overlast zijn zowel het vindplaats gerichte werken als het onderhouden van contacten met de ‘overlastplegers’ zeer belangrijk. Men moet er ook rekening mee houden dat dit aanleiding kan geven tot het plegen van andere misdrijven en een groot (negatief) effect op verschillende levensdomeinen mogelijk is. Twee belangrijke elementen in de strijd tegen dit fenomeen zijn het integraal en geïntegreerd stedelijk drugsbeleidsplan en de drugscoördinator. De algemene doelstelling gaat als volgt: druggerelateerde maatschappelijke
294
SVP Mechelen Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 296 DETAEYE, V., straathoekwerker Mechelen, interview, 14 april 2011 297 DETAEYE, V., persoonlijke mededeling, 25/05/2011 295
91
overlast en/of onveiligheidsgevoelens voorkomen, aan het licht brengen en verminderen.298 De dienst preventie en veiligheid krijgt tevens de opdracht in alles wat ze organiseren de jongeren zelf te betrekken. 299 Het enige project dat eventueel bij dit fenomeen in aanmerking kon komen binnen onze criteria waren de peersupportgroepen. Jongeren krijgen binnen dit project ondersteuning van groepsgenoten.300 Er is echter nooit een draagvlak gevonden binnen de drughulpverlening voor dit project en het is daarom in 2011 uit het SVP geschrapt.301 Geweld tijdens evenementen en publieke gebeurtenissen Uit de lokale veiligheidsdiagnostiek, registraties van het mobiel jeugdwerk en de scanningmatrix door de lokale politie is gebleken dat de opname van dit fenomeen in het SVP zeker niet overbodig is. Vooral bedreigingen met lichamelijk geweld blijken vaak voor te komen. De algemene doelstelling voor dit fenomeen luidt als volgt: geweld tijdens evenementen en publieke gebeurtenissen en/of onveiligheidsgevoelens voorkomen, aan het licht brengen en verminderen. Voor preventief toezicht tijdens evenementen en publieke gebeurtenissen wil de dienst Preventie en Veiligheid samenwerken met de mobiele jeugdwerkers van het ROJM. De mobiele jeugdwerkers hebben we eerder besproken en bij deze doelstelling gaat het enkel om preventief toezicht, wat we niet als sociaal preventief beoordelen.302 Eveneens organiseert de stad Mechelen jaarlijks enkele specifieke sensibiliseringcampagnes omtrent
deze
thematiek,
vooral
gericht
naar
jongeren
(bijvoorbeeld
een
cartoontentoonstelling).303 Sensibilisering beschouwen we echter niet als sociale preventie. Geweld in het openbaar vervoer Net als bij het vorige fenomeen is uit de veiligheidsmonitor en de scanningmatrix gebleken dat een aanpak van deze problematiek noodzakelijk is. De algemene doelstelling voor geweld in het
298
SVP Mechelen Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 300 SVP Mechelen 301 Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 302 SVP Mechelen 303 Evaluatietabel 2007 – 2008 – 2009 – 2010 Mechelen 299
92
openbaar vervoer is: geweld in het openbaar vervoer en/of onveiligheidsgevoelens voorkomen, aan het licht brengen en verminderen.304 Eén van de acties die men rond dit fenomeen heeft opgestart zijn de schoolspotters die worden ingezet op verzamelplaatsen van scholieren voor en na schooltijd. Zij staan vooral in voor toezicht en men tracht hen af en toe in te schakelen bij educatieve activiteiten van scholen. Deze actie valt niet binnen de criteria van sociale preventie.305 Intrafamiliaal geweld Naast het feit dat de maatschappelijke aandacht rond dit fenomeen is toegenomen, blijkt uit de dossiers van vormingswerkers rond omgaan met agressie, dat 80 % van de dossiers met deze problematiek te maken hebben. Het is de eerste keer dat dit fenomeen wordt opgenomen in de veiligheidscontracten van de stad Mechelen. Een eerste doelstelling is dan ook een overzicht te verkrijgen van alle bestaande actoren en partners en deze bijeen te brengen voor overleg rond bepaalde thematieken. Men tracht eveneens cijfermateriaal te kunnen voorleggen in de lokale veiligheidsdiagnostiek.306 Eén van de acties die men organiseert rond dit fenomeen is het voeren van een algemene sensibiliseringcampagne. Onder andere een voorstelling rond partnergeweld voor de derde graad in Mechelse secundaire scholen en een poppentheater rond dit onderwerp in de Mechelse lagere scholen, maken deel uit van deze campagne.307 Zoals eerder vermeld beschouwen we sensibilisering niet als sociaal preventief. Afpersing Bij dit fenomeen legt men vooral de nadruk op steaming als een vorm van afpersing tussen jongeren, een problematiek die vaak voorkomt in de buurt van scholen, vlak voor en na schooltijd. Deze beklemtoning is gebaseerd op cijfers uit de lokale veiligheidsdiagnostiek van 2007, de scanningmatrix van de lokale politie en de veiligheidsmonitor. Er werden meerdere acties rond dit fenomeen ingeschreven in het SVP en uitgevoerd: preventieve aanwezigheid van stadswachten in de schoolomgeving, preventief toezicht in de schoolomgeving door de mobiele jeugdwerkers van het ROJM, inzetten van schoolspotters op verzamelplaatsen van scholieren voor en na schooltijd en het uitvoeren van specifieke 304
SVP Mechelen Voortgangsrapport 2007 – 2008 – 2009 – 2010 Mechelen 306 Voortgangsrapport 2007 – 2008 – 2009 – 2010 Mechelen 307 Evaluatietabel 2007 – 2008 – 2009 – 2010 Mechelen 305
93
sensibiliseringcampagnes gericht naar jongeren rond deze thematiek. Het gaat hier voornamelijk om toezicht en sensibilisering en dit beschouwen we niet als sociale preventie.308 De continuïteit van de projecten Een belangrijk project dat in 2007 niet werd opgenomen in het SVP van Mechelen is de Jeugdwerker voor het jeugdhuis Tsentroem.309 Deze jeugdwerker werkte preventieve acties uit, verleende zijn medewerking aan andere projecten en zorgde mee voor de participatie van jongeren.310 Eveneens zijn de projecten ‘Mobiele drughulpverlening’ (een project met sociaal preventieve elementen maar niet specifiek gericht op jongeren) en ‘touwenparcours’ (met als doelgroep maatschappelijk kwetsbare jongeren) verdwenen.311 Het sociaal artistieke project in verband met graffiti is dan weer overgeheveld naar de jeugddienst en ook de kinder- en tienerwerking wil men uit het SVP schrappen. Voorlopig valt deze werking echter nog binnen het SVP. Het mobiel jeugdwerk is dan weer nieuw in het SVP sinds 2008. Conclusie Het eerste wat we kunnen vaststellen is dat er sociaal preventieve projecten voor minderjarigen in het SVP van Mechelen aanwezig zijn. We hebben het hier over het PrOS-project, de kinder- en tienerwerking, tienercoaches en mobiel jeugdwerk. Men richt zich hier, afhankelijk van het project, op alle schoolgaande jongeren, jongeren in probleembuurten of maatschappelijk kwetsbare jongeren. In drie van de vier projecten probeert men de problemen op alle levensdomeinen aan te pakken. Alle vier de projecten bestaat uit meer dan alleen individuele begeleiding en men betrekt het gezin of school erbij tot zelfs heel de omgeving van de jongeren. Er worden veel verschillende technieken gebruikt om de jongeren op het goede pad te houden (activiteiten, individuele begeleiding, trajecten, …). De actie kinder- en tienerwerking wil men echter uit het SVP. Het sociaal artistiek project rond graffiti, de jeugdwerker van Tsentroem en het touwenparcours verdwenen al eerder uit het SVP, terwijl bij het straathoekwerk jongeren als doelgroep zijn weggevallen en de actie peersupportgroepen zelfs nooit van start is gegaan. Het mobiel jeugdwerk is nieuw in het SVP sinds 2008 maar bevat evenwel een gedeeltelijke toezichtfunctie. Verder zijn er een zestal acties gericht op jongeren die geen sociaal preventieve elementen bevatten, maar waar het meer gaat over sensibilisering en toezicht.
308
SVP Mechelen VAN HERLE, W., preventieambtenaar Mechelen, persoonlijke mededeling, 24 juni 2011 310 VAN HERLE, W., preventieambtenaar Mechelen, persoonlijke mededeling, 24 juni 2011 311 VAN HERLE, W., preventieambtenaar Mechelen, persoonlijke mededeling, 24 juni 2011 309
94
De methodiekbepaling Er zijn verschillende factoren en actoren die mee de methodiek bepalen die in bepaalde projecten wordt gebruikt. De ene al met een meer doorslaggevende invloed dan de ander. Lokale veiligheidsdiagnostiek De diagnostiek heeft een grote rol gespeeld in het bepalen van de fenomenen die aan bod komen in het SVP 2007-2010 van Mechelen. Ondanks het feit dat hij wordt geactualiseerd op basis van politiecijfers, stads- en veiligheidsmonitor heeft de diagnostiek nadien enkel een beperkte rol gespeeld. Dit wil zeggen dat men zich niet gebaseerd heeft op de diagnostiek bij het bepalen van de projecten en al helemaal niet bij het kiezen van de methodieken. Een van de redenen hiervoor is dat de diagnostiek door andere personen is opgesteld dan door de personen die er momenteel mee zouden moeten werken. De interne evaluator geeft aan dat indien ze de volgende moet opstellen, de diagnostiek wel een belangrijkere functie kan krijgen.312 Mensen op het terrein Bij de keuze voor de prioriteiten hebben de (signalen van) veldwerkers zeker een rol gespeeld. De analyses van de activiteiten van de mobiele jeugdwerkers, registraties door straathoekwerk en mobiel jeugdwerk en de bestudering van dossiers door vormingswerkers hebben mee invloed gehad op de keuze voor bepaalde fenomenen.313 Voor de keuze van de projecten houdt men eveneens rekening met signalen uit het werkveld. Er zijn vaststaande overlegfora waar verschillende partners bijeen zitten, men doet evaluaties van andere projecten en ook politie geeft aan wanneer er een toename is van meldingen rond een bepaald fenomeen. Het gaat hier wel telkens weer om de bepaling van thematieken en niet van methodieken.314 Administratie De bepaling van de methodiek kan op verschillende manieren en door verschillende mensen gebeuren, afhankelijk van het thema. Meestal wordt het besproken op een stafvergadering of is het de stafmedewerker zelf die het bepaalt, eventueel in samenspraak met externe partners ofwel bespreekt men het op overlegfora. Er is hier geen vaste structuur voor aanwezig en het is zelfs mogelijk dat het op een stafvergadering en op een overlegfora besproken wordt. Men test
312
Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 SVP Mechelen 314 Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 313
95
ook vaak projecten of men haalt inspiratie uit initiatieven van andere steden via interstedelijk overleg.315 Politiek Indien de coördinatoren, gestuurd door hun bevoegde schepen (onderwijs, preventie, e.d.), tot een beslissing over het project en de bijhorende methodiek zijn gekomen gaat het voorstel naar het college van burgemeester en schepenen. Zij hebben hierover de eindbeslissing en bepalen uiteindelijk of de projecten kunnen doorgaan of niet. In Mechelen is er een aparte schepen van preventie die een grote invloed en een sturende functie heeft op het vlak van preventie. Het lokale bestuur bepaalt het evenwicht tussen preventie en repressie en net zoals in de vele andere steden worden er meer middelen vrijgemaakt voor repressieve dan voor preventieve maatregelen. Eén van de redenen hiervoor is dat de resultaten van een repressieve aanpak nu eenmaal meer aantoonbaar zijn dan die van een preventieve aanpak. De rol van de media is hierbij niet onbelangrijk. En ook de verdeling van de bevoegdheden (preventie, repressie) heeft mogelijk een invloed op de methodiekkeuze. Veiligheid zit namelijk bij de burgemeester, die toch wel een invloedrijk persoon is en veiligheid vaak als uitgangspunt heeft, terwijl preventie hier niet is inbegrepen want dit zit bij de schepen voor preventie. Een wisseling van de meerderheid in het lokaal bestuur kan eveneens voor nieuwe bevoegdheidsverdelingen zorgen en voor andere personen op de invloedrijke posten. Op die manier kan een verandering binnen de meerderheid veel invloed hebben op het preventiebeleid. Bij sommige thema’s is het tevens moeilijker om er preventief rond te werken. Desondanks voorziet Mechelen tal van preventieve projecten. De eindbeslissing omtrent de thematieken waarrond men moet werken ligt eveneens bij het lokaal bestuur. 316 Omvang en aard van de criminaliteit Wanneer een opvallende stijging merkbaar is van het aantal meldingen rond een bepaald fenomeen, wordt dit getoetst bij de relevante partners om hier dan eventueel een project rond uit te werken. “bijvoorbeeld de aandacht voor steaming is ook het resultaat dat er een opstoot was van meldingen en dan worden die overlegfora gebruikt om dat te toetsen”.317 De omvang heeft vooral een invloed op het bepalen van prioritaire thema’s waar men rond gaat werken. De keuze voor de methodiek die men gaat hanteren is meer afhankelijk van de aard van het probleem. Men probeert de methodiek goed af te stemmen op de aard van het fenomeen. Er 315
Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 317 Citaat uit: Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 316
96
wordt bijvoorbeeld een andere aanpak gehanteerd voor het voorkomen van intrafamiliaal geweld dan voor gauwdiefstal.318 Andere (f)actoren Het is mogelijk dat een uitgewerkte methodiek aangebracht wordt door een overkoepelende organisatie. Dit is het geval bij het straathoekwerk in Mechelen. Zij halen hun methodiek bij VLASTROV en hebben hierover een akkoord bereikt met de stad Mechelen.319 Wanneer men zelf een methodiek gaat kiezen of ontwikkelen houdt men rekening met volgende factoren: de doelgroep, het gewenste effect dat men wil bereiken en het budget dat ter beschikking wordt gesteld.320 Voor de keuzes van de fenomenen heeft men onderzoeken en bevragingen gedaan, zoals de veiligheidsmonitor en de scanningmatrix van de politie. Men heeft zich gebaseerd op het zonaal veiligheidsplan en het lokaal integraal veiligheidsplan en heeft tenslotte rekening gehouden met de maatschappelijke gevoeligheid van het thema.321 Conclusie De lokale veiligheidsdiagnostiek speelt vooral een rol bij de keuze van de fenomenen maar heeft voor de rest een beperkte functie. Bij de keuze van de fenomenen en de prioriteiten die men legt, houdt men eveneens rekening met de (signalen over) problemen die naar boven komen uit het werkveld. De methodiekbepaling is afhankelijk van het thema en er zijn verschillende mogelijkheden waaruit deze methodiek naar boven kan komen. Vaak wordt dit besproken op een stafvergadering. Soms bepaalt de stafmedewerker het zelf eventueel in samenspraak met externe partners ofwel komt dit aan bod op overlegfora waar afhankelijk van de thematiek verschillende partners op aanwezig zijn. Er is hier geen vaste werkwijze voor bepaald en het komt zelfs voor dat de methodiek op zowel een overlegfora als een stafvergadering behandeld wordt. De eindbeslissing over zowel de keuze van de (prioritaire) fenomenen waarrond men moet werken als over de projecten en dus tevens over de methodieken, ligt bij het college van burgemeester en schepenen. Omwille van verschillende redenen is er een voorkeur voor meer repressieve projecten maar er zijn niettegenstaande toch veel preventieprojecten aanwezig in Mechelen. Bij de keuze om een bepaald fenomeen aan te pakken of niet houdt men eveneens
318
Intern evaluator Mechelen, persoonlijke mededeling, 24 juni 2011 DETAEYE, V., straathoekwerker Mechelen, interview, 14 april 2011 320 Intern evaluator Mechelen, persoonlijke mededeling, 24 juni 2011 321 SVP Mechelen 319
97
rekening met de omvang van dat fenomeen. De aard van de criminaliteit heeft meer invloed op de methodiekbepaling. Tot slot zijn er nog enkele andere factoren die meebepalend zijn bij de keuzes van de fenomenen: de maatschappelijke gevoeligheid van een thema en de afstemming op het zonaal veiligheidsplan en het lokaal integraal veiligheidsplan. Voor de methodiekkeuze zijn dat nog de volgende factoren: de doelgroep, het gewenste effect dat men wil bereiken, het beschikbare budget en methodieken van andere organisaties.
5.5.6 Conclusie Mechelen Er zijn sociaal preventieve projecten gericht op jongeren aanwezig in het SVP Mechelen, waarvan één nieuw sinds 2008, maar deze zijn toch eerder in de minderheid. Tevens zijn er bij de opstart van het SVP enkele projecten met sociaal preventieve inslag verdwenen, richt het straathoekwerk zich niet meer specifiek op jongeren en zijn de peersupportgroepen zelfs nooit van start gegaan. Het bevat vooral acties, gericht op het toezicht op en de sensibilisering van jongeren. De bevoegde schepenen (uit de coalitie Open VLD-CDO-GROEN! & SP.A) en vooral de burgemeester (Open VLD) sturen de keuze voor de te behandelen fenomenen en de methodiekbepaling mee. Omwille van verschillende redenen is er vanuit het lokaal bestuur een voorkeur voor meer repressieve projecten en ook het aantal sociaal preventieve projecten naar jongeren toe is eerder beperkt. Omdat er beperkte gegevens beschikbaar zijn over de aard en omvang van de jeugdcriminaliteit is het moeilijk hier een verband te zoeken met de manier van aanpak. Wel is het duidelijk dat de omvang vooral een invloed heeft op de keuze voor de fenomenen en de aard eerder op de methodiekbepaling.
98
5.6 Een vergelijking in sociaal preventieve aanpak van de vier steden 5.6.1 Inleiding Voor deze vergelijking baseren we ons eerst op de resultaten uit de interviews en proberen we de resultaten nadien te staven aan de hand van analyses die we op de projecten doorvoeren. Tot slot trachten we hieruit enkele conclusies te trekken.
5.6.2 Resultaten uit de interviews Politieke samenstelling Voor elke stad hebben we in het onderdeel ‘methodiekbepaling’ getracht een overzicht te geven van de (f)actoren die een rol spelen bij het bepalen van een methodiek bij een project. Een belangrijk punt hierbij is dat het lokaal bestuur steeds de verantwoordelijkheid en de burgemeester de eindverantwoordelijkheid heeft over de projecten en het SVP. Dit wil echter niet zeggen dat ze (alleen) bepalen hoe er gewerkt wordt in de projecten omdat er tal van andere (f)actoren zijn die hier een invloed op hebben. In de steden Gent en Kortrijk is het hoofdzakelijk de administratie (DLPV en stedelijk preventieteam) die instaat voor de methodiekbepaling van de projecten. Zij kiezen zelf de partners met wie ze samenwerken en bepalen zo voor een deel de manier waarop er gewerkt wordt. In beide steden schetst het lokaal bestuur wel (mee) het kader (het gewicht van de verschillende ketens van de veiligheidsketen) waarbinnen men werkt. Voor Gent ligt de verklaring voor de sterke positie van de administratie mogelijk bij de gelijke politieke (socialistische) achtergrond van het lokaal bestuur en de administratie, al geeft men wel aan dat een politieke machtswijziging waarschijnlijk maar een beperkte invloed zou hebben. Voor Kortrijk hangt de vrij autonome werking van de administratie samen met de wil en (tijds)vermogen tot inmenging van de bevoegde schepen. Onder de huidige schepen is deze inmenging eerder beperkt. In Mechelen en Antwerpen daarentegen heeft de politiek een grotere invloed bij de methodiekbepaling. De administratie in Antwerpen schikt zich naar de positie van het lokaal bestuur en in Mechelen is er een schepen van preventie die een sturende rol en een grote invloed heeft. Nog meer dan in Kortrijk is men afhankelijk van de persoon van deze schepen, 99
maar eveneens van de persoon van de burgemeester, die verantwoordelijk is voor het thema veiligheid. Wel gaat het hier voornamelijk om het bepalen van prioritaire thema’s en in mindere mate om de methodiekkeuze. Ook in Antwerpen heeft het lokaal bestuur geen vrij spel. Bovenlokale fondsen beperken de vrije beleidsruimte van het bestuur, al kunnen ze nog steeds hun eigen accenten leggen. Bovenlokale fondsen spelen tevens in Gent een rol, omdat ze samen met de administratie de subsidiëring van projecten mee organiseren. Een belangrijke indicator van de politieke invloed kan een verandering in de manier van werken zijn bij een wisseling van de meerderheid in het lokale bestuur. Omdat er in de vier steden geen grote politieke wijzigingen zijn gebeurd bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen (enkel een wisseling van coalitiepartner in Antwerpen voor de SP.A), is het moeilijk om hier iets uit af te leiden en daarom vroegen we tijdens de interviews de effecten ervan te voorspellen. Enkel in Mechelen gaf men aan dat dit een groot verschil zou maken. De andere steden vermoeden dat er slechts enkele accentwijzigingen zouden plaatsvinden en dan voornamelijk bij het stellen van prioriteiten.
Omvang en aard van de criminaliteit De geïnterviewden geven aan dat de omvang van de criminaliteit in de steden hoofdzakelijk een effect heeft op de keuze voor de fenomenen waarrond men werkt of welke men als prioritair beschouwt. In Antwerpen ligt dit iets anders omdat men daar vooral naar doelgroepen werkt en minder naar fenomenen. Men houdt in de steden eveneens rekening met de aard van het fenomeen wanneer men de methodiek bepaalt. Om dezelfde reden als daarnet is dit in Antwerpen minder het geval. Voor Gent is het verschil in aanpak vooral afhankelijk van de sociale oorzaken achter een fenomeen en ook in Kortrijk speelt dit mee. De media en de publieke opinie spelen hier vaak een rol in en hebben langs deze weg onrechtstreeks hun invloed. Volgende uitspraak maakt dit duidelijk: “Onze voorgaande schepen was daar (voor de media en publieke opinie) zeer gevoelig voor. Als die bijvoorbeeld las in de krant: er zijn in het weekend 6-7 gauwdiefstallen gepleegd of in ziekenhuizen wordt er meer en meer gestolen dan was zij direct van oordeel: we zouden iets moeten doen rond diefstal in ziekenhuizen.“322
322
Citaat uit: anoniem, interview, 22 juni 2011
100
5.6.3 Resultaten uit de analyses van de projecten Als we een opdeling maken per stad van de projecten/acties gericht naar jongeren (wel of niet sociaal preventief) op basis van onze definitie van sociale preventie krijgen we volgende resultaten:
Tabel 2: kwantitatieve vergelijk tussen de vier steden.
Gent
Antwerpen
Kortrijk
Mechelen
sociaal preventief
6
5
2 (4)*
4
Niet sociaal preventief
2
4
6
10
* buurt- en straathoekwerk zijn pas sinds dit jaar geschrapt
We kunnen vaststellen dat elke stad sociaal preventieve projecten naar jongeren heeft. Opvallend is dat vooral in Gent het grootste deel van de acties sociaal preventief zijn. Bij Antwerpen is de verhouding ongeveer in evenwicht en Kortrijk en Mechelen hebben een minderheid aan sociaal preventieve projecten naar jongeren. Toch mogen we ons niet blind staren op deze cijfers. Kortrijk bijvoorbeeld heeft momenteel slechts twee sociaal preventieve acties maar spendeert bijna 1/5 van de subsidies van het SVP aan Habbekrats, een sociaal preventief project dat zelf allerlei acties organiseert. Mechelen heeft veel kleine sensibiliseringsacties die het aantal niet sociaal preventieve acties direct de hoogte in doet schieten. Een vergelijking maken tussen verschillende projecten is niet eenvoudig omwille van de grote verscheidenheid. Daarom hebben we voor een verdere analyse van de projecten een tabel opgesteld waarin de inhoud van de acties staat vermeld (zie tabel 2). Elke stad organiseert sociaal preventieve acties specifiek voor het fenomeen jeugdcriminaliteit, behalve Kortrijk, maar daar valt jeugdcriminaliteit onder het fenomeen sociale overlast, waarvoor er wel acties zijn voorzien. In elke stad werkt men voornamelijk op het niveau van het individu, meestal in combinatie met een buurtgerichte aanpak. Toch kunnen we stellen dat in Antwerpen en Gent er minder op buurtniveau gewerkt wordt naar jongeren toe dan in Kortrijk en Mechelen.
101
Als we een onderverdeling maken van de doelgroepen kunnen we vier categorieën onderscheiden: maatschappelijk kwetsbare jongeren, risicojongeren, jongeren die reeds misdrijven gepleegd hebben en schoolgaande jongeren. Dit is echter maar een ruwe onderverdeling want maatschappelijk kwetsbare jongeren bijvoorbeeld vormen vaak ook een risicogroep. Opmerkelijk hierbij is dat Gent bij veel projecten inzet op risicojongeren terwijl men zich in Antwerpen voornamelijk richt op jongeren die reeds een misdrijf hebben gepleegd. In Elke stad wordt er aandacht besteed aan maatschappelijk kwetsbare jongeren. Wanneer we kijken welke facetten en actoren men naast het individu betrekt in de acties, komen hier vaak dezelfde elementen terug (de omgeving, ouders, school). Tevens tracht men de jongeren op zoveel mogelijk verschillende levensdomeinen te ondersteunen. Enkel bij de acties in Kortrijk komt dit minder voor. De technieken die men in de projecten gebruikt zijn zeer uiteenlopend (begeleiding, activiteiten organiseren, groepsgesprekken, doorverwijzen, e.d.). Een opvallend onderscheid tussen de steden is hier niet.
102
Tabel 3: Overzicht van de inhoud van de projecten. Gent project trajectbegeleiding Machtig! vroeginterventie actie jongeren en preventie steunpunt coaches jeugdactivering
fenomeen* jc sv
niveau doelgroep buurt + ind risicojongeren (12-18)
betrokkenen sociale context
jc jc (drugs) jc sv so
sv
ind ind
school, risicofactoren omgeving
sv
ind jongeren (in achterstellingssituaties) struct risicojongeren buurt + ind jongeren (in achtergestelde buurten)
risicojongeren (DO-, TSO- en BSO-scholen) risicojongeren
technieken buurtgebonden, laagdrempelig aanbod, band met hv herstellen groepsessies (klas) persoonsgericht werken + meer mogelijkheden bieden
levensdomeinen integraal werken, structureel socialiserende werkingen structurele veranderingen aanbrengen leefomstandigheden + directe omgeving integraal werken (activiteiten, bemiddelen,…)
Antwerpen project fenomeen* shw naar allochtone gebruikers dmo ouder- en jongerenbegeleiding dmo
ind ind
jeugdinterventieteam traject 2
jc jc
buurt + ind jonge die voor overlast heeft bezorg ind mp kwetsbare jongeren (9-18)
ouders + levensaspecten gesprekken, doorsturen, hulpverlening levensdomeinen, bel personen omgeving begeleiden, bel personen betrekken
Zapp
jc
ind
groep
fysiek en groepsgesprekken
Kortrijk project eindexamenevenement (buurtwerk) (shw)
fenomeen* gepb so so
doelgroep sec schoolstudenten (12-16) buurt jongeren in aandachtsbuurten buurt + ind randgroepjongeren (mazen vh net)
betrokkenen oorzaken vrijetijdssfeer samenleving, hv, beleid
Habbekrats
so
buurt + ind mp kwetsbare jongeren (tem 18)
oorzaken
technieken alternatief aanbieden projecten en initiatieven opzoeken, ondersteunen, doorsturen, signalen naar beleid projecten (hoekhuis) en pleintjeswerking
Mechelen project PrOS kinder- en tienerwerking tienercoach
fenomeen* gis jc jc
doelgroep ind schoolgaande jongeren (10-18) buurt + ind mp kwetsbare jongeren (1e lj - 3e sec) buurt + ind jongeren indiv problemen/moeilijke buurten
betrokkenen school, gezin levensdomeinen levensdomeinen, omgeving, samenleving
technieken trajecten activiteiten, (huiswerk)begeleiding activiteiten, begeleiding
mobiel jeugdwerk
jc
buurt + ind jongeren -> overlast in bepaalde buurten
levensdomeinen
begeleiden, doorverwijzen, ondersteunen k- en tw
gepb a
doelgroep risicojongeren jonge druggebruiker
MOF of zelf aangeven binnen hvtraject
betrokkenen omgeving ouders
technieken in zijn leefwereld, oplossingen zoeken groeps- en eventuele individuele gesprekken
* jc = jeugdcriminaliteit, sv = schoolverzuim, so = sociale overlast, dmo = druggerelateerde maatschappelijke overlast, gepb = geweld tijdens evenementen en publieke gebeurtenissen, gis = geweld in het schoolmilieu, a = afpersing
103
Politieke samenstelling Eén van de deelvragen luidde: zijn er verschillen en gelijkenissen tussen de projecten van steden met een verschillende politieke partij die de meerderheid heeft in de regerende coalitie? Zowel in Antwerpen als in Gent heeft de SP.A de meerderheid in de coalitie, in Kortrijk de CD&V en in Mechelen Open VLD. Als we kijken naar de verhouding en hoeveelheid van het aantal sociaal preventieve projecten valt er op dat in Mechelen en Kortrijk de sociaal preventieve acties in de minderheid zijn en in Antwerpen en vooral in Gent ze in de meerderheid zijn. Tevens werkt men in deze twee laatste steden minder op het buurtniveau. Of de reden van deze verschillen nu ligt bij de politieke samenstelling van de meerderheid is het niet met zekerheid te zeggen. Volgens onze vaststellingen uit de interviews heeft het lokaal bestuur nu eenmaal niet zoveel invloed op de invulling van de projecten (zeker in Gent en Kortrijk niet), al weten we wel dat er in Antwerpen en Gent gewerkt wordt vanuit een socialistische perspectief. Eveneens mogen we ons niet verkijken op de verhoudingen in tabel 1 omdat deze niet alles zeggen. Een andere deelvraag was: zijn er verschillen tussen de projecten van Gent en Antwerpen, waar eenzelfde politieke partij de meerderheid in de coalitie heeft? Het grootste verschil tussen de projecten van deze twee steden is de doelgroep waarop ze gericht zijn. In Gent werkt men voornamelijk met risicojongeren terwijl men zich in Antwerpen eerder concentreert op jongeren die reeds een misdrijf gepleegd hebben. Verder is het opvallend dat Antwerpen vier projecten rond druggerelateerde maatschappelijke overlast heeft en Gent maar één, terwijl er in Gent vijf projecten (onder andere) gericht zijn op schoolverzuim en in Antwerpen geen één. Er zijn dus verschillen tussen de projecten van de beide steden.
Omvang en aard In hoofdstuk vijf hebben we getracht voor elke stad een schets te geven van hoe het gesteld is met de jeugddelinquentie. Het was niet eenvoudig om degelijke informatie hierover te vinden en soms waren er geen gegevens beschikbaar. Met de informatie die we hebben is er maar een beperkt vergelijking mogelijk tussen de verschillende steden op basis van de omvang en aard van de fenomenen. Hierdoor kunnen we moeilijk een verband leggen met de analyses van de projecten. Toch trachten we enkele vaststellingen of hypotheses te doen naar de invloed aard en omvang van het fenomeen. We moeten hierbij rekening houden dat bij sommige steden fenomenen geclusterd zitten onder één thema.
104
Naar het fenomeen schoolverzuim toe zijn er enkel een aantal projecten in Gent en één in Kortrijk (schoolverzuim valt hier onder het fenomeen sociale overlast). Voor fenomeen druggerelateerde maatschappelijke overlast stellen we vast dat men hier vooral in Antwerpen op inzet (vier acties). Ook en Kortrijk (twee acties) en Gent (één actie) zijn er hier rond acties voorzien. In Mechelen en Kortrijk zijn er projecten voor jongeren gericht op geweld tijdens evenementen en publieke gebeurtenissen en geweld in het schoolmilieu, in Antwerpen en Gent niet. In Antwerpen en Mechelen zijn er acties rond het fenomeen geweld in het openbaar vervoer, in de twee andere steden niet. Enkel in Mechelen zijn er vier acties rond afpersing, in de andere steden is dit fenomeen niet opgenomen. Het al dan niet inzetten op en de hoeveelheid aan acties naar een fenomeen kan er op wijzen dat de omvang van dit fenomeen wel of niet van die grootte is dat men hier aandacht aan gaat besteden en op in gaat zetten. Zo is bijvoorbeeld Mechelen de enige stad die (enkele) acties heeft rond het fenomeen afpersing. Dit is mogelijk een indicator dat dit fenomeen sterk aanwezig is in de stad. Uit de resultaten van de interviews kwam naar voor dat de omvang een invloed heeft op het bepalen van de fenomenen waar men rond gaat werken. De grote verschillen tussen de steden wat betreft de fenomenen die men bestrijdt met projecten voor jongeren, zou dit eventueel kunnen bevestigen maar omdat we geen cijfers hebben over de omvang per fenomeen per stad kunnen we dit enkel vermoeden en niet met zekerheid zeggen. Of er een invloed is van de omvang op de methodiekbepaling kunnen we uit de analyse van de projecten niet afleiden.
105
Tabel 4: Het verband tussen de aard van het fenomeen en de vorm van preventie. NIET SOCIAAL PREVENTIEF Gent project jeugdconsulenten sensibiliseringsacties
fenomeen* jc sv jc
Antwerpen project Onthaal JAC Plus vroeginterventie lijntoezicht bemiddeling
fenomeen* dmo dmo gov so
Kortrijk project fuifbuddies gemeenschapswachten sensibiliseringsacties ROT-kaart sensibiliseringsacties spijbelcontract
fenomeen* gepg gepg gis dmo dmo so (spijbelen)
Mechelen project mobiele pleintjeswerkers sensibilseringscampagnes schoolspotters sensibilseringscampagnes stadswachten sensibilseringscampagnes
fenomeen* so gepg gov a ifg a a
WEL SOCIAAL PREVENTIEF Gent project trajectbegeleiding Machtig! vroeginterventie actie jongeren en preventie steunpunt coaches jeugdactivering
fenomeen* jc sv jc sv jc (drugs) jc sv sv so
Antwerpen project shw naar allochtone gebruikers ouder- en jongerenbegeleiding jeugdinterventieteam traject 2 Zapp
fenomeen* dmo dmo jc jc jc
Kortrijk project eindexamenevenement (buurtwerk) (shw) Habbekrats
fenomeen* gepb so so so
Mechelen project PrOS kinder- en tienerwerking tienercoach mobiel jeugdwerk
fenomeen* gis jc jc jc gepb
a
* gov = geweld in het openbaar vervoer, ifg = intrafamiliaal geweld
Als we de aard van het fenomeen linken aan de vorm van preventie waar men hier rond gebruik van maakt, is het opmerkelijk dat specifiek naar het fenomeen jeugdcriminaliteit men uitsluitend sociaal preventieve acties inzet. Enkel in Gent zijn er eveneens twee niet sociaal preventieve projecten gericht op jeugdcriminaliteit. Geweld op het openbaar vervoer wordt daarentegen aangepakt met niet sociaal preventieve projecten. Voor de rest worden de meeste fenomenen met zowel niet als sociaal preventieve projecten bestreden. Dit kan er mogelijk op wijzen dat de aard niet echt een grote rol speelt bij de methodiekbepaling. Uit de resultaten van de interviews bleek de aard van de criminaliteit wel mee een rol te spelen.
106
5.6.4
Conclusie
Uit de interviews is gebleken dat de rol van de politiek, en hierbij ineens de politieke samenstelling van het lokaal bestuur, niet in elke stad van even groot belang is bij het bepalen van de methodieken. Als we kijken naar de resultaten uit de projectenanalyse zien we dat er tussen de twee steden met eenzelfde politieke partij als grootste partner in de meerderheid en de twee andere steden effectief een verschil is in de verhoudingen van het aantal sociaal preventieve projecten tot het aantal niet sociaal preventieve projecten. Als we naar de inhoud van de projecten kijken is deze verdeling minder afgetekend. Er zijn evengoed inhoudelijke verschillen tussen de projecten van stad Antwerpen en Gent als tussen de andere steden. Als we kijken naar het effect van de omvang van een fenomeen zien we dat dit voornamelijk meespeelt bij de keuze voor een fenomeen of een prioriteitstelling en minder bij de methodiekbepaling. Bij de resultaten van de projectenanalyse vinden we aanwijzingen die dit eerder bevestigen dan ontkennen maar omdat onze gegevens omtrent jeugddelinquentie in de steden beperkt is kunnen we dit niet met zekerheid concluderen. Tot slot zien we in de resultaten van de interviews dat de keuze voor een bepaalde methodiek afhankelijk is van de aard van het fenomeen en in het bijzonder ook van de (sociale) oorzaken ervan. Deze hypothese kunnen we echter niet bevestigen aan de hand van de resultaten van de projectenanalyse.
107
6
Algemeen besluit
De doelstelling van het onderzoek in deze masterproef was inzicht krijgen in de impact van politiek en de omvang en de aard van criminaliteit in een stad op de invulling van de sociale criminaliteitspreventieve projecten binnen de Strategische Veiligheids- en Preventieplan van 4 Vlaamse steden. Het onderzoek werd beperkt tot projecten gericht op jongeren tot en met 18 jaar. De vier steden waren Kortrijk, Mechelen, Antwerpen en Gent. Voor we aan de analyses van de projecten uit de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen begonnen, was het belangrijk dat we een beeld hadden over jeugddelinquentie en de aanpak ervan in België (en in de vier steden). Dit bleek echter niet zo eenvoudig te zijn. Om verschillende redenen is het zeer moeilijk een duidelijk beeld te schetsen van de jeugdcriminaliteit in België en de vier steden afzonderlijk. De drie belangrijkste redenen zijn dat er zelden aparte cijfers over de leeftijd van de delictplegers wordt bijgehouden en men dus weinig kan zeggen over het criminele gedrag van minderjarigen. Indien er toch statistieken beschikbaar zijn worden ze door tal van factoren (zoals wijzigingen in het beleid van het parket) beïnvloed. Tot slot is er nog het probleem van de dark number. Wanneer we dan toch conclusies uit de beschikbare cijfers trekken, is het belangrijkste dat het aandeel dat minderjarigen hebben in de geregistreerde delicten zeer veranderlijk is in functie van de aard van het delict. Omwille van de enorme versnippering aan voorzieningen over de gehele lijn van de veiligheidsketen, was het eveneens niet eenvoudig een duidelijk zicht te krijgen op de aanpak van jeugddelinquentie in België. Ook binnen de vier steden afzonderlijk is er een waaier aan voorzieningen. De Strategische Veiligheids- en Preventieplannen vormen een onderdeel van het veiligheidsbeleid in België, dat men heeft trachten te organiseren aan de hand van de Kadernota Integrale Veiligheid. Tevens vormen de plannen een belangrijk onderdeel van het preventiebeleid in de vier steden. De structuur van het plan is voor elke stad gelijklopend maar toch is er enige ruimte gelaten voor een eigen aangepaste invulling. In het kader van het onderzoek was het belangrijk om voor onszelf duidelijk te maken wat we verstonden onder sociale preventie. Nadat we bij de kernbegrippen al een definitie gaven voor sociale preventie hebben we nog een apart hoofdstuk gewijd aan dit begrip. Bij sociale preventie richt men zich vooral op de (motivaties van) de mensen zelf en niet op omgevingsfactoren. Tevens
hebben
we
sociale
preventie
op
een
continuüm
geplaatst,
gaande
van
ontwikkelingspreventie naar gemeenschapsgerichte preventie tot structurele preventie. Toch blijkt sociale preventie alleen niet te volstaan en lijkt een combinatie met situationele preventie 108
op zijn plaats. Bij de analyse van de projecten bleek het belang van een goed afgebakende definitie omdat vele projecten zich op het randje bevinden van wel of niet sociaal preventief. De verdeling van de projecten in niet of wel sociaal preventieve projecten bleek duidelijk geen zwart-wit verhaal te zijn. Voor het beantwoorden van de twee centrale onderzoeksvragen (Heeft de politieke samenstelling van het lokaal bestuur van een stad invloed op het aandeel en de aard van sociaal criminaliteitspreventieve projecten voor jongeren in het lokaal preventiebeleid van een stad? Is er een verband tussen de omvang en de aard van criminaliteit in een stad en de invulling van de sociaal criminaliteitspreventieve projecten voor jongeren door stad?) hebben we gebruik gemaakt van de kwalitatieve methode van het interviewen en de meer kwantitatieve methodiek van de documentenanalyse. Achteraf konden we de resultaten van deze twee methodieken naast elkaar leggen en de overeenkomsten en verschillen eruit halen. Bij beide methodieken kwamen er problemen naar boven. Afhankelijk van de stad was het wel of niet gemakkelijk om bereidwillige sleutelfiguren te vinden. Dit had als gevolg dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de informatie differentieerde van stad tot stad. Bij de projectenanalyse speelde een eerder vermeld probleem op. Omdat we zeer weinig gegevens over de omvang en aard van de jeugdcriminaliteit binnen de steden vonden, was het moeilijk om hier een verband te leggen met het aandeel en de aard van sociaal preventieve projecten binnen de steden. Een eerste vaststelling dat we konden doen uit de interviews was dat de politieke inmenging en de invloed van de politieke samenstelling van het lokaal bestuur op de methodiekbepaling verschillend was van stad tot stad. In Gent en Kortrijk is het voornamelijk de administratie die instaat voor de keuze van de methodiek en is de invloed van het bestuur eerder beperkt tot het schetsen van een algemeen veiligheidskader en het dragen van de eindverantwoordelijk (op een passieve manier). Voor Mechelen en Antwerpen ligt dit anders. In Antwerpen schikt de administratie zich bij de onderhandelingen, waarin de methodiek van de projecten ter sprake komt, volledig naar de positie van het lokale bestuur. Toch heeft de politiek hier geen vrij spel want ze moet rekening houden met de inmenging van bovenlokale fondsen die mee voor de financiering zorgen. In Mechelen is het vooral de schepen van preventie die mee stuurt, al heeft de burgemeester zelf als verantwoordelijke hiervoor ook veel invloed op het veiligheidsbeleid. Tevens moeten we deze inmenging wat nuanceren want het gaat hier in de eerste plaats om de bepaling van de fenomenen waar rond men gaat werken en minder om de methodieken. 109
De resultaten uit de projectenanalyse geven daarentegen toch een sterkere invloed van de samenstelling van het lokaal bestuur weer. Tussen de twee steden met eenzelfde politieke partij als grootste partner in de meerderheid en de twee andere steden, blijkt er effectief een verschil te zijn in de verhoudingen van het aantal sociaal preventieve projecten tot het aantal niet sociaal preventieve projecten. Bij Antwerpen en Gent (beide hebben SP.A als grootste partij) is het aantal sociaal preventieve projecten in de meerderheid terwijl bij Kortrijk (CD&V) en Mechelen (Open VLD) ze in de minderheid zijn. Als we naar de inhoud van de projecten kijken is deze verdeling minder afgetekend. Er zijn evengoed inhoudelijke verschillen tussen de projecten van stad Antwerpen en Gent als tussen de andere steden. Een opmerking hierbij is dat we weinig rekening hebben gehouden met het verschillend gewicht van de projecten in het preventiebeleid. We kunnen concluderen dat er met grote waarschijnlijkheid een (beperkte) invloed is van de politieke samenstelling van het lokaal bestuur op het aandeel (en in mindere mate op de aard) van de sociaal criminaliteitspreventieve projecten voor minderjarigen in het lokaal preventiebeleid van een stad, maar dat dit wel afhankelijk is van stad tot stad. Wanneer we komen tot het effect van de omvang van de jeugdcriminaliteit in de steden op de invulling van de projecten, konden we uit de interviews afleiden dat dit in de steden vooral effect heeft op de keuze voor de fenomenen waarrond men gaat werken. Uitgezonderd in Antwerpen waar men niet werkt op de fenomenen, maar de voorkeur geeft aan het werken met doelgroepen. Zoals we eerder aangaven speelde de beperkte informatie over de omvang van jeugddelinquentie ons parten bij het zoeken naar het verband tussen deze factor en de invulling van de projecten via de projectenanalyse. Wat we wel hebben vastgesteld is dat er grote verschillen zijn tussen de aanpak van de diverse steden voor wat betreft de fenomenen die men bestrijdt met projecten voor jongeren. Mogelijk is dit een aanwijzing dat de omvang invloed heeft op de keuze van de fenomenen die men wil aanpakken, zoals ook uit de interviews bleek, maar omdat we geen gegevens hebben over de omvang per fenomeen per stad kunnen we dit niet hard maken. We hebben dus enkel een vermoeden dat de omvang van criminaliteit in een stad invloed heeft op de keuze voor de fenomenen die men bestrijdt en niet op de keuze van de methodiek. Als we tot slot kijken wat het effect van de omvang van de jeugdcriminaliteit in de steden op de invulling van de projecten is, hebben we uit de interviews afgeleid dat de aard van de criminaliteit (indien we hier de oorzaken bij rekenen) invloed heeft op de methodiekbepaling. Uit de projectenanalyse bleek echter dat er geen duidelijk verband bestaat tussen de aard van 110
het fenomeen en het al dan niet aanwenden van sociaal preventieve projecten. Hierop vormt het fenomeen jeugdcriminaliteit wel de uitzondering. Bij dit fenomeen worden uitsluitend sociaal preventieve acties gebruikt. Het gegeven dat er geen duidelijk verband bestaat, kan er mogelijk op wijzen dat, in tegenstelling tot wat we uit de resultaten van de interviews konden afleiden, de aard niet echt een grote rol speelt bij de methodiekbepaling. Omdat deze resultaten elkaar tegenspreken kunnen we geen uitspraken doen over het verband tussen de aard van de criminaliteit in een stad en de methodiekbepaling van de projecten naar jongeren toe. Preventie gericht op jongeren is belangrijk omdat hoe vroeger men ingrijpt des te meer effect de maatregelen hebben. Daarom lijkt het aangewezen dat er verder onderzoek komt naar de effectiviteit van de verschillende soorten preventie die men gebruik bij het voorkomen van jeugddelinquentie. Het meten van de effecten van situationele preventie is gemakkelijk dan de effecten van sociale preventie. Daarom is het belangrijk dat er hier voldoende tijd en middelen aan besteed worden. Tevens is het van belang dat het opmaken van statistieken rond jeugddelinquentie, waar het NICC zich de laatste jaren mee bezig houdt, verder gezet wordt. Dit opdat men dan na verloop van tijd zicht krijgt op evoluties en trends binnen het fenomeen van de jeugddelinquentie. Het wordt op deze manier gemakkelijker om efficiënt in te spelen op de actuele problemen en gerichte preventieve acties te organiseren.
111
7
Bibliografie
7.1 Boeken BRANTINGHAM, P., en FAUST, F., ‘A conceptual model of crime prevention’, in: HEBBERECHT, P., cursus criminaliteitspreventie, Gent, 2010 CRAWFORD, A., Crime Prevention & Community Safety: Politics, Policies and Practices, Londen, Longman, 1998, 307 p. CROW, I. en SEMMENS, N., Researching Criminology, New York, Open University Press, 2008, 294 p. CUSSON, M., ‘Prévenir la délinquance’, Parijs, Presses universitaires de France, 2009, 234 p. DECORTE, T., Methoden van criminologisch onderzoek: ontwerp en dataverzameling, Gent, s.l. 2008, 148 p. DE WREE, E., Jongeren en openbaar vervoer, Brussel, FOD Binnenlandse Zaken. Veiligheid en preventie, 2005, 23 p. EVANS, K, ‘Crime prevention: A critical introduction’, Londen, SAGE Publications Itd, 2011, 217 p. FARRINGTON, D. P. en TONRY, M. H., ‘Building a safer society: Strategic approaches to crime prevention’, in: HEBBERECHT, P., cursus criminaliteitspreventie, Gent, 2010 GOETHALS, J. en PAUWELS, L., Kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethodes: een introductie, Leuven, Acco, 2008, 204 p.
criminologische
GORIS, P., BURSSENS, D., MELIS, B. en VETTENBURG, N., Wenselijke preventie stap voor stap’, Antwerpen, Garant, 2007, 137 p. HEBBERECHT, P., Cursus Criminaliteitspreventie, Gent, s.l. , 2010 HEBBERECHT, P., cursus Criminologie, Gent, 2007, 131 p. HUGHES, G., Understanding crime prevention: social control, risk and late modernity, Buckingham, Open University Press, 1998, 179 p. MASO, I. en SMALING, A., ‘Kwalitatief onderzoek; praktijk en theorie’, Amsterdam, Boom, 1998, 146 p. MASO, I., ‘Kwalitatief onderzoek’, Amsterdam, Boom, 1987, 136 p. PARK, R.E., BURGESS, E.W., en McKENZIE, R.D. (eds.), ‘The City’, in: HEBBERECHT, P., Cursus Criminaliteitspreventie, Gent, Universiteit Gent, 2010 SHOEMAKER, D. S., Theories of Delinquency, An examination of Explanations of Delinquent Behavior, Oxford, Oxford University Press, 2010, 388 p. 112
SUTTON, A., CHERNEY, A. en WHITE, R., ‘Crime prevention: Principles, Perspectives and Practices, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 191 p. VAN KERCKVOORDE, J., ‘Een maat voor het kwaad’, Leuven, Universitaire pers, 1995, 33 p. VERSCHUREN, P. en DOOREWAARD, H., ‘Het ontwerpen van een onderzoek’, Den Haag, Lemma, 2007, 327 p. VETTENBURG, N., ELCHARDUS, M. en WALGRAVE, L., ‘Jongeren van nu en straks: overzicht en synthese van recent jeugdonderzoek in Vlaanderen’, Tielt, Lannoo nv, 2006, 345 p.
7.2 Verzamelwerken GAZAN, F., DE CRAIM, C., TRAETS, E., (eds) ‘Jeugddelinquentie: op zoek naar passende antwoorden’, Antwerpen, Maklu, 2010, 298 p. VANNEESTE, C., GOEDSEELS, E., DETRY, I., (eds.), ‘De “nieuwe” statistiek van de jeugdparketten: een belichting van de eerste analyseresultaten vanuit verschillende invalshoeken’, Gent, Academia Press, 2008, 153 p. HUCKLESBY, A. en WAHIDIN., A., (eds.), ‘Criminal justice’, Oxford, Oxford University Press, 2009, 373 p. KING R. D., en WINCUP, E., (eds.), ‘Doing Research on Crime and Justice, Second edition’, Oxford, Oxford University Press, 2008, 527 p. BILLIET, J. en WAEGE, H., (eds.), ‘Een samenleving onderzocht: Methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek’, Antwerpen, De Boeck, 2008, 390 p. BURSSENS, D., DE GROOF, S., HUYSMANS, H., SINNAEYE, I., STEVENS, F., VAN NUFFEL, K. , VETTENBURG, N., ELCHARDUS, M., WALGRAVE, L. en DE BIE, M.,(Eds.), Jeugdonderzoek belicht. Voorlopig syntheserapport van wetenschappelijk onderzoek naar Vlaamse kinderen en jongeren (2000-2004), Onuitgegeven onderzoeksrapport, K.U.Leuven, VUB en UGent, 209 p. MAGUIRE, M., MORGAN, R. en REINER, R., (eds.), ‘The Oxford handbook of criminology’, Oxford, Oxford University Press, 2007, 1185 p.
7.3 Tijdschriften BAILLERGEAU, E, ‘Intervention sociale, Prévention et contrôle social: La prevention sociale d’hier à aujourd’hui’, Déviance et Société, Vol 32 (1), 2008, 3-20 GOEDSEELS, E., VANNESTE, CH. En DETRY, I., ‘ Gerechtelijke statistieken inzake jeugddelinquentie en jeugdbescherming: een (grote) stap vooruit’, Panopticon, 2005, 56-58
113
HEBBERECHT, P. ‘ De ICSV in een theoretische, methodologische en breed maatschappelijke context’, Tijdschrift voor Criminologie, nr 43, 2001, 81-82 WHITE, R., Situating ‘crime prevention: Models, Methods and political perspectives.’ Crime Prevention Studies, Vol 5, 1996, 104-105
7.4 Websites BELGISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENSTEN, (z.d.), ‘Algemene Directie Veiligheid en Preventie’, [WWW], ibz:http://www.ibz.be/code/nl/loc/secuprev.shtml#7 [23/11/2010] HEBBERECHT, P., (z.d.)’ De relatie theorie-onderzoek in de criminologie bekeken vanuit wetenschapsprogramma's in de criminologie’ , [WWW], OCR: http://www.law.ugent.be/crim/OCR/teksten/theorie_onderzoek_wetenschapsprogramma.pdf [16/12/2010] KONTOSSIS, N., (z.d.), ‘Jeugddelinquentie’, [WWW]. Dienst Strafrechtelijk Beleid: http://www.dsbspc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=117&Itemid=190&lang=dutch [27/11/2010] KONTOSSIS, N., (z.d.), ‘Kadernota Integrale Veiligheid, [WWW]. Dienst Strafrechtelijk Beleid: http://www.dsb-spc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=38&Itemid=62, [27/07/2011] MAES, B., (07/07/2008), ‘Tienercoach’, [WWW], http://www.jeugdwerknet.be/jobs/job/tienercoach [25/05/2011] VVSG, (z.d.) ‘Beknopte historiek en geldende wetgeving 'Strategische Veiligheids- en Preventieplannen' (SVPP)!’, [WWW], VVSG:
jeugdwerknet:
van
de
http://www.vvsg.be/veiligheid/gemeentelijkveiligheidsbeleid/Pages/SVPP.aspx [09/08/2011] VVSG, (z.d.) ‘VVSG vraagt dringend duidelijkheid over SVPP!’, [WWW], VVSG: http://www.vvsg.be/VEILIGHEID/GEMEENTELIJKVEILIGHEIDSBELEID/Pages/SVPP.aspx [27/12/2010] X, (z.d.), ‘Antwerpen statistieken & cijfers, [WWW], stad Antwerpen: http://www.allesoverantwerpen.nl/antwerpen/statistieken-en-cijfers.html [18/06/2011] X, (z.d.), ‘Bestuur/stadsbestuur’, [WWW], Gent: http://www.gent.be/eCache/THE/2/142.html, [02/06/2011] X, (z.d.), ‘Bestuur/stadsdiensten’, http://www.gent.be/eCache/THE/1/39/914.html [02/06/2011]
[WWW],
Gent:
X, (z.d.), ‘Buurtwerk’, [WWW], stad Kortrijk: http://www.kortrijk.be/leven-en-welzijn/ocmw/in-mijn-buurt/buurtwerk [31/07/2011]
114
X, (z.d.), ‘Centrum jongeren- en gezinsbegeleiding’, [WWW], cjgb: http://www.cjgb.be/cjgb/missie.html [30/07/2011] X, (27/11/2008), ‘Coalitie niet in gevaar door opblazen kartel SP.A – VL.Pro’, [WWW], Nieuwsblad: http://www.gent.be/eCache/THE/2/142.html [02/06/2011] X, (z.d.), ‘College van burgemeester en schepen’, [WWW], stad http://www.mechelen.be/1299/collections/351/samenstelling.html [13/05/2011]
Mechelen:
X, (z.d.), ‘Directie Lokale Integrale Veiligheid, [WWW], Veiligheid en preventie: https://besafe.ibz.be/NL/Politie/01_Organogram/Pages/sliv.aspx [09/08/2011] X, (z.d.), ‘Doelstelling’, [WWW], Kompas vzw: http://www.kompasvzw.be/doelstellingen.php [30/07/2011] X, (z.d.), ‘Free Clinic, [WWW], stad http://www.antwerpen.be/eCache/ABE/80/34/093.html, [21/06/2011]
Antwerpen:
X, (z.d.), ‘Fuifbuddies’, [WWW], stad Kortrijk: [http://www.kortrijk.be/producten/fuifbuddies [30/07/2011] X, (z.d.), ‘JAC Plus onthaal’, [WWW], CAW Metropool: http://www.cawmetropool.be/jac-plusonthaal.aspx [21/06/2011] X, (z.d.), ‘Gent’, [WWW], Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gent [02/06/2011] X, (1/03/2011), jaarverslag 2010, [WWW], lokale politie Gent: http://www.lokalepolitie.be/sites/5415/images/stories/pdf/JV2010/index.htm [21/07/2011] X, (z.d.), [WWW], JAC Mechelen: www.jacmechelen.be [13/05/2011] X, (z.d.), ‘Jongeren aan het roer’, [WWW], http://www.freewebs.com/boothuis/boothuisvzw.htm [30/07/2011] X, (z.d.), ‘Justitie’, [WWW], stad welzijn/samenleving/justitie [30/07/2011]
Kortrijk:
Boothuis
vzw:
http://www.kortrijk.be/leven-en-
X, (z.d.), ‘kinderen tienerwerkingen’, [WWW], jeugddienst Mechelen, http://jeugd.mechelen.be/nl/1836/content/4982/kinder-en-tienerwerkingen.html [25/05/2011] X, (z.d.), ‘Kortrijk’, [WWW], Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Kortrijk [29/07/2011] X, (z.d.), ‘Leven/veiligheid, [WWW], Gent: http://www.gent.be/eCache/THE/2/142.html, [03/06/2011] X, (z.d.), ‘Lijst van burgemeesters van Kortrijk’, [WWW], http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_burgemeesters_van_Kortrijk [30/07/2011]
Wikipedia:
115
X, (z.d.), Machtig!, [WWW], CGG Eclips vzw: https://sites.google.com/a/cggeclips.be/eclips/drugpreventie_en_verslavingszorg/preventie/jon geren/machtig [08/06/2011] X, (11/01/07), ‘Meester Pol Hiergens als ijsbreker voor fractieondersteuning?’, [WWW], http://kortrijklinksbekeken.skynetblogs.be/tag/gemeenteraad [30/07/2011] X, (z.d.), ‘Mechelen’, [13/05/2011]
[WWW],
Wikipedia:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Mechelen_(stad)
X, (z.d.), ‘Mechelse weetjes’, [WWW], stad Mechelen: http://www.mechelen.be/content/2226/mechelse-weetjes.html [13/05/2011] X, (z.d.), ‘Mobiele jeugdwerkers’, [WWW], stad http://www.mechelen.be/content/1691/mobiele-jeugdwerkers.html [25/05/2011]
Mechelen:
X, (z.d.), ‘Mobiele speelpleinwerkers’, http://www.mechelen.be/content/1687 [23/05/2011]
Mechelen:
[WWW],
stad
X, (z.d.), ‘Monitor wonen 2010’, [WWW], departement Samen leven: http://www.antwerpen.be/docs/Stad/Bedrijven/Sociale_zaken/SZ_Woon/Woonmonitor_2010.p df, [18/06/2011] X, (z.d.), [WWW], onabreak: http://www.onabreak2.be/index.html [03/06/2011] X, (z.d.), ‘Oranjehuis’, [WWW], stad Kortrijk: http://www.kortrijk.be/zuid-oost/node/4238 [30/07/2011] X, (z.d.), ‘Over ons’, [WWW], Antwerpen studentenstad vzw: http://www.antwerpenstudentenstad.be/over-ons, [18/06/2011] X, (z.d.), ‘Politiek’, [WWW], stad http://www.antwerpen.be/eCache/ABE/80/34/080.html, [18/06/2011]
Antwerpen:
X, (z.d.), ‘Politiek’, [WWW], stad Kortrijk: http://www.kortrijk.be/over-de-stad/politiek [29/07/2011] X, (z.d.), ‘politie’, [WWW], welzijn/veiligheid/politie [30/07/2011]
stad
Kortrijk:
http://www.kortrijk.be/leven-en-
X, (z.d.), [WWW], politie Mechelen: www.politiemechelen.be [13/05/2011] X, (z.d.), Preventie, [WWW], lokale http://www.lokalepolitie.be/5415/preventie.html [03/06/2011]
politie
Gent:
116
X, (z.d.), Project: PrOS: schooluitvalpreventieproject, [WWW], Onderwijs. Vlaanderen: http://www.ond.vlaanderen.be/lokaalbeleid/projecten/Centrumsteden/Projectfiches/Mechelen _PrOS.htm [05/07/2011] X, (z.d.), ‘Samen leven’, [WWW], stad http://www.antwerpen.be/eCache/ABE/80/34/093.html, [20/06/2011]
Antwerpen:
X, (z.d.), ‘schoolvoorstelling doodgepest, [WWW], DEEZillusie http://home.scarlet.be/~oogp65/schoolvoorstelling%20doodgepest.html [31/07/2011] X, (z.d.), ‘Stad Antwerpen in cijfers’, , http://www.antwerpen.buurtmonitor.be/, [18/06/2011]
[WWW],
stad
vzw:
Antwerpen:
X (z.d.) ‘Vlaams beleid inzake de jeugddelinquentie: synthese’, [WWW]., www.osbj2.testsite.be/download_file.php?filepath=/.../Jeugddelinquentie/...pdf, [28/07/2011] X, (z.d.), ‘Veiligheidspreventie’, [WWW], stad Kortrijk: http://www.kortrijk.be/leven-en-welzijn/veiligheid/veiligheidspreventie [30/07/2011] X, (z.d.), ‘Victor en zijn Goedgevoel Machine’, http://www.schoolzonderpesten.be/ [31/07/2011]
[WWW],
School
Zonder
Pesten:
X, (z.d.), ‘Vorming – opleiding tewerkstelling’, [WWW], vzw Oranjehuis: http://www.vzw-oranjehuis.be/node/3 [30/07/2011] X, (z.d.), [WWW], [31/07/2011]
Habbekrats:
http://www.habbekrats.be/nl/HoekhuisTeKortrijk.aspx
X, (z.d.), [WWW], stad Mechelen: www.mechelen.be [13/05/2011] X, (z.d.), [WWW], stad http://www.mechelen.be/1299/collections/351/samenstelling.html [13/05/2011]
Mechelen:
7.5 Wetgeving K.B. van 7 december 2006 art. 3 , Koninklijk besluit betreffende de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen. In: Belgisch Staatsblad, 22 december 2006. M.B. van 17 januari 2007, Ministerieel besluit betreffende de invoering van de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen.
117
7.6 Andere Actualisatie Lokale Veiligheidsdiagnostiek 2006 Mechelen ALLEWAERT, T., Gemeentelijke administratieve sancties (G.A.S.) Toelichting Minaraad, powerpoint Anoniem, interview, 22 juni 2011 Anoniem, interview, 8 maart 2011 Beleidsmedewerker departement Samen Leven Antwerpen, persoonlijke mededeling, 9 mei 2011 COLLE, P., intern evaluator stad Gent, Interview, 18 mei 2011 COLLE, P, persoonlijke mededeling, 14 april 2011 COLLE, P., persoonlijke mededeling, 19 mei 2011 DECLERCK, E., ‘Gentse gebiedsgerichte werking: alternatief voor districten?’, Gent, 2005, 35p. (paper) DETAEYE, V., persoonlijke mededeling, 25/05/2011 DETAEYE, V., straathoekwerker Mechelen, interview, 14 april 2011 Drugsactieplan 2010 Antwerpen Eindrapport SLIV 2010 update 24 augustus Kortrijk Evaluatietabel 2007 – 2008 -2009 – 2010 Mechelen Gemeenteraad Antwerpen, openbare zitting van 17 september 2007 Intern evaluator en stafmedewerkster jeugdcriminaliteit Mechelen, interview, 14 april 2011 LAEREYS, S., persoonlijke mededeling, 8 augustus 2011 LVD Antwerpen MAES, F., persoonlijke mededeling, 8 augustus 2011 Nationaal Veiligheidsplan 2008 – 2011 Overzicht activiteiten opgenomen in het budget 2010, stad Kortrijk, dienstjaar 2010 PELCKMANS, D., stad Gent, DLPV (Pelckmans Dieter)’, Gent, april 2010, 48p., (stageverslag) Spijbelplan Mechelen SVP Antwerpen 118
SVP Gent SVP Mechelen SVP Kortrijk VAN HERLE, W., preventieambtenaar Mechelen, persoonlijke mededeling, 24 juni 2011 VERHAEGE, K., Opleiding sociale vaardigheden fuifbuddies, document Voortgangsrapport 2009-2010 Antwerpen Voortgangsrapport 2007-2008-2009-2010 Mechelen
119
8
Bijlagen
8.1 Vragen interview preventieambtenaar Kortrijk (8 maart 2011) Een korte schets van de masterproef: De doelstellingen van het onderzoek in deze masterproef is inzicht te verwerven in de impact van politiek, en het type en de omvang van criminaliteit van en in steden op hun invulling van de sociale criminaliteitspreventieve projecten ten aanzien van jongeren tot en met 18 jaar van het Strategisch Veiligheids- en Preventieplan (SVP). Dit inzicht wil ik verwerven door een analyse te maken van deze projecten van 4 steden, namelijk Kortrijk, Mechelen, Antwerpen en Gent. 1) Is het mogelijk het SVP van Kortrijk te verkrijgen alsook de eventuele wijzigingen ervan? 2) Wat verstaat u onder sociale criminaliteitspreventie? 3) Welke projecten verstaat u onder sociale criminaliteitspreventie? 4) Hoe is het gesteld met de jeugddelinquentie in Kortrijk? 5) Hoe pakt men deze jeugddelinquentie aan op lokaal niveau? 6) Welke actoren bepalen deze aanpak mee? 7) Wat is de politieke ideologische visie van de coördinatoren en wat is hun impact? 8) Wat is de politieke ideologische visie van de burgemeester en wat is zijn impact?
i
8.2 Vragen interview veldwerkers Buurtwerker Gent (7 april 2011) Straathoekwerk Gent (12 april 2011) Straathoekwerk Mechelen (14 april 2011) 1) Sociale preventie Wat verstaat u onder sociale preventie? Als u uw definitie bekijkt, valt het straathoekwerk hier dan onder? Als u mijn definitie bekijkt, valt het straathoekwerk hier dan onder? Het ‘sociale’ in de term ‘sociale preventie’ wijst erop dat men zich vooral richt op de mensen zelf en niet op omgevingsfactoren of dergelijke meer. Er wordt ingegaan op de motivaties van individuen of groepen die aanleiding geven tot het plegen van criminaliteit. Men probeert de potentiële (jeugd)delinquenten meer bij de maatschappij te betrekken door socialiserende instituties en organisaties te ondersteunen. Sociale preventie voorziet blijvende veranderingen bij personen die dreigen in de criminaliteit te belanden door deze kwetsbare groep te ondersteunen bij het weerstaan aan de verleiding van delinquentie. Men kan het totaalbegrip ‘sociale preventie’ op een continuüm plaatsen. Aan de ene kan staan programma’s waarbij het individu en zijn familie centraal staan. Hier spreekt men dan van ontwikkelingspreventie. Aan de andere kant van het continuüm bevinden zich interventies op het niveau van de wijk, zelfs op dat van een stad: men spreekt over gemeenschapspreventie. Wat we eveneens nog onder sociale preventie verstaan is de structurele preventie. 2) Organisatie Om de werking van een organisatie te begrijpen, heeft men inzicht nodig in de structuur ervan. Onder welke dienst functioneert het straathoekwerk/buurtwerk? Hoe verhouden de gezagsrelaties zich? Enz. 3) Projecten Welke projecten vallen er allemaal onder straathoekwerk/buurtwerk? Welke projecten handelen hier over jongeren tot en met 18 jaar? 4) Methodiek 5) SVP Welke projecten hebben een link met SVP? Eigen invulling: - mobiele pleintjeswerkers? ii
- schoolspotters? - Jeugdcriminaliteit: Strategische doelstelling 2: De resocialisatie van probleemjongeren Operationele doelstelling 1: Het optimaliseren van informatie-uitwisseling tussen straathoekwerkers, mobiele jeugdwerkers en tienercoaches en lokale politie Operationele doelstelling 6: Opbouwen van zorgzame relaties met maatschappelijk kwetsbare jongeren in probleemwijken Operationele doelstelling 7: Leiden van de maatschappelijk kwetsbare jongeren naar de meest gepaste jeugdwerkvormen, welzijnsvoorzieningen of hulpverleningsinstanties.) 6) Per Project - geografische locatie weergeven: het type buurt - doelgroep: - op welke doelgroep is straathoekwerk in Mechelen vooral gericht? - Voor welke soort criminaliteit en overlast zorgt die doelgroep? - zijn de doelgroepen reeds in contact gekomen met justitie en politie, of is het werk enkel preventief? - wie zijn de slachtoffers? Wat is hun relatie met de personen uit de doelgroep? - wat is de school-, gezins- , woon- , vrije tijd-, peergroupsituatie, de etnische samenstelling van deze jongeren? - wat beoogt men te bereiken? Plaats het op het continuüm! Welke samenwerkingsverbanden worden er opgezet? Op welke sociale relaties/posities tracht men in te werken? Zijn de projecten vooral op het individu of op zijn omgeving gericht, of bevinden de projecten zich eerder op een structureel niveau? - bestond het project voor 2007 al of is het nog recent? Wat is de continuïteit met het voorgaande project en is er sinds 2007 bijsturing geweest?
iii
8.3 Vragen
interview
stafmedewerkster
jongerenpreventie
en
intern
evaluator 14 april 2011, Mechelen De doelstelling van het onderzoek in deze masterproef is inzicht te krijgen in de impact van bepaalde kenmerken (politieke meerderheid,… ) van steden op hun invulling van de sociale criminaliteitspreventieve projecten ten aanzien van jongeren tot en met 18 jaar van het Strategisch Veiligheids- en Preventieplan, door een analyse te maken van deze projecten van de 4 steden Kortrijk, Mechelen, Antwerpen en Gent. 1) Welke projecten rond jongeren (breed) in Mechelen vallen onder het SVP? 1.1) Wat is hierbij de rol van de veiligheidsdiagnostiek? 1.2) Welke methodiek wordt er in de projecten toegepast? Wie bepaalt deze methodiek? Wat is de invloed van de politiek? Welke rol speelt de burgemeester hierin? Wat is zijn politieke ideologische visie? Wat is de invloed van de coördinatoren? Wat zijn hun politieke ideologische visies? Wat is het relatieve gewicht van de mensen op het terrein? 1.3) Onder welke algemene, strategische en operationele doelstellingen vallen deze projecten? (Vergelijking met eigen invulling) 1.4) Bestonden deze projecten reeds voor 2007 of zijn ze vrij nieuw? Wat is de continuïteit met de voorgaande projecten en is er sinds 2007 bijsturing geweest? 2) Wat verstaan jullie onder sociale criminaliteitspreventie? (een vergelijking met mijn definitie) Het ‘sociale’ in de term ‘sociale preventie’ wijst erop dat men zich vooral richt op de mensen zelf en niet op omgevingsfactoren of dergelijke meer.(bij hen ook) Er wordt ingegaan op de motivaties van individuen of groepen die aanleiding geven tot het plegen van criminaliteit (bij hen ook, en ook naar (mogelijke) slachtoffers toe). Men probeert de potentiële (jeugd)delinquenten meer bij de maatschappij te betrekken door socialiserende instituties en organisaties te ondersteunen. Sociale preventie voorziet blijvende veranderingen bij personen die dreigen in de criminaliteit te belanden door deze kwetsbare groep te ondersteunen bij het weerstaan aan de verleiding van delinquentie. Men kan het totaalbegrip ‘sociale preventie’ op een continuüm plaatsen. Aan de ene kan staan programma’s waarbij het individu en zijn familie centraal staan. Hier spreekt men dan van ontwikkelingspreventie. Aan de andere kant van het continuüm bevinden zich interventies op het niveau van de wijk, zelfs op dat van een stad: men spreekt over gemeenschapspreventie (sociale cohesie proberen te bevorderen). Wat we eveneens nog onder sociale preventie verstaan is de structurele preventie. Niet op enkel op het individu gericht (dat is meer hulpverlening)
Welke van deze projecten vallen volgens jullie onder sociale criminaliteitspreventie?
iv
3) Hoe is het gesteld met de jeugddelinquentie in Mechelen? Hoe pakt men dit aan op lokaal vlak? In hoeverre hebben het federale en het Vlaamse niveau een invloed op deze aanpak? Welke lokale actoren bepalen deze aanpak mee? Bestaan er nog andere vormen van preventie bij de aanpak op lokaal niveau? In hoeverre hebben het federale en het Vlaamse niveau een invloed op deze aanpak? Welke lokale actoren bepalen deze aanpak mee?
v
8.4 Vragen administratie Beleidsmedewerker departement Samen Leven Antwerpen (9 mei 2011, via e-mail) Intern evaluator Gent (18 mei 2011) Kortrijk (22 juni 2011) Korte schets doelstelling masterproef: De doelstelling van het onderzoek in deze masterproef is inzicht te krijgen in de impact van politiek, en het type en de omvang van criminaliteit van en in steden op hun invulling van de sociale criminaliteitspreventieve projecten ten aanzien van jongeren tot en met 18 jaar van het Strategisch Veiligheids- en Preventieplan (SVP). Dit gaan we doen door een analyse te maken van deze projecten van de 4 steden Kortrijk, Mechelen, Antwerpen en Gent. Projecten In Antwerpen zijn er tal van (preventie)projecten die onder het SVP vallen. In elk project maakt men gebruik van een bepaalde methodiek (repressie, preventie (sociale preventie, individuele preventie, situationele preventie, sensibilisering, …), nazorg, …). - Wie bepaalt de methodiek die in een project van het SVP wordt toegepast? - Wat is het relatieve gewicht van de mensen op het terrein in het bepalen van de methodiek? - Wat is de invloed van de coördinatoren van deze projecten? - Wat is de rol van de eindverantwoordelijken voor het SVP hierbij? - Wat is de invloed van het lokaal bestuur van de stad op de inhoud en de methodiek van de projecten en op de (al dan niet) aanwezigheid van bepaalde projecten in het SVP? En wat is in het bijzonder de invloed van de burgemeester? - Waarop baseert u zich hiervoor? - Zou een politieke machtsverschuiving een grote invloed hebben op het bestaan en methodiek van de projecten? Zou men anders gericht moeten werken, bv minder preventief/repressief? - Zijn er nog andere mensen die hierbij een rol spelen? Heeft de omvang en/of de aard van de criminaliteit in de stad Antwerpen een invloed op de manier waarop er gewerkt wordt binnen de projecten of bij de keuze van de projecten? Wat is hierbij de rol van de veiligheidsdiagnostiek? Wat is hierbij de rol van de media en de publieke opinie? Hoe is het gesteld met de continuïteit van de projecten (een vergelijking met de vorige veiligheids- en preventiecontracten)? Welke zijn nieuw? Welke zijn verwijderd of aangepast? vi
Jeugddelinquentie en de aanpak ervan Hoe is het gesteld met de jeugddelinquentie in Antwerpen? Hoe is het gesteld met de aanpak op lokaal vlak van jeugddelinquentie (zowel preventief, repressief,nazorg…) Heeft u daar een zicht op? In hoeverre heeft het federale/Vlaamse niveau een invloed op die aanpak? Zijn er nog andere vormen van preventie (buiten het SVP) in de stad Antwerpen? Zijn er nog andere organisaties? Hoe ziet de werking/organisatie rond het Strategisch Veiligheids- en Preventieplan eruit?
vii